Ordening
Geplaatst: 25 mar 2014, 13:00
Een verzameling is in essentie een ordening. De meest eenvoudige misschien, omdat losse elementen slechts samengevoegd worden.
Ordeningen zijn voor ons belangrijk. Het hele denken is een “onderbrengen” in een systeem van ordening.
Meestal gebruiken we een tweecategorieën stelsel om dingen te ordenen. Bijvoorbeeld in morele zin, goed of slecht. Veel denken komt daar op neer dat er een tweewaardige logica is. Iets is goed, en als het niet goed is, is het slecht, en andersom.
Proberen we echter een derde categorie te betrekken bij die logica, dan krijgen we vaagheden. Een derde categorie bij goed of slechts zou kunnen zijn: “onbepaald”, of “soms goed, soms slecht”, of “eerst goed, later slecht” of andersom “eerst slecht, later goed”. Het lijkt allemaal op hetzelfde neer te komen, namelijk “soms goed, soms slecht”.
Men zou kunnen betogen dat er toch nog meer mogelijkheden zijn, namelijk “altijd slecht, maar nooit bekend” of “altijd goed, maar nooit bekend”. Zo zou je ook kunnen betogen dat er ook een categorie bestaat “soms slecht, soms onbepaald”, waarbij onbepaald ook betekent “geen van beiden”.
Je ziet dat zodra je een derde optie open laat de zaken veel complexer worden. Een driewaardige logica moet zeer strikte definities hebben om geen verwarring te geven, en het is waarschijnlijk dat men dan geen bruikbare logica kan vinden.
A is ongelijk aan niet-A, maar “noch A noch niet-A” staat er eigenlijk buiten.
Het is dus in dubbel opzicht logisch dat ordeningen van tweewaardige logica gebruik maken.
Toch weten we uit ervaring dat veel zaken onbepaald zijn. Niet slechts omdat de kennis ontbreekt, maar gewoon omdat de wereld zo complex is.
Kijken we nog eens naar de morele categorieën goed en slecht. Hun waarden zijn in principe extremen waartussen een graduele schaal denkbaar is waarvan de waarden realiteit zouden moeten zijn. In de film Donnie Darko geeft de hoofdpersoon kritiek op een soortgelijk systeem. De werkelijkheid is niet te vereenvoudigen richting een graduele schaal tussen twee uitersten. We hebben als het ware altijd waarden die naast de lijn staan, die in een ander referentiekader staan. Ook al lijkt de graduele ordening recht te doen aan alle mogelijke waarden, er zal geen reëel systeem bestaan dat daaraan voldoet. In die zin zou je dus ook de verzameling getallen, met reële getallen kunnen vergelijken met die ordening en dus een incompleet beeld gevend van de realiteit.
We hebben nu uit het gegeven dat we ordenen gezien dat een logische ordening is om met twee categorieën en tussenliggende waarden te werken. De logica zelf zou daarbij feitelijk een benadering zijn die geen recht doet aan de complexe wereld waarin veel zaken onbepaald zijn.
Wat betekent dit? Ten eerste is met de logica de zogenaamde deductie een gegeven. Als alle premissen waar zijn, is de conclusie ook waar. Maar zodra er iets onbepaald bij zit, is deductie niet langer mogelijk.
Dan is zoiets als inductie, een deductie naar buiten de verzameling van bekende feiten, al helemaal niet meer relevant. Met een inductie zouden we uit een specifiek feit een algemeen feit kunnen afleiden. Een specifiek feit zou dan door deductie zijn ontstaan. Als er nu geen deductie meer mogelijk is met onbepaalde zaken, zal de inductie zeker niet mogelijk zijn.
(Dit is een logische redenering en dus mogelijk ook weer niet helemaal toepasbaar.)
Om recht te doen aan de werkelijkheid moeten we ordeningen met meer dan twee factoren gaan gebruiken. Laat ik het eens proberen met de morele categorieën.
Als iemand geen slecht gedrag vertoont houdt dat niet automatisch in dat deze persoon goed is. De persoon in kwestie, qua gedrag is onbepaald. Andersom als een mens vormen van slecht gedrag laat zien kan de conclusie niet zijn dat die mens slecht is. Ook de conclusie dat iemand meer slecht is dan goed, en dus slecht, gaat niet langer op. Hoe komen we uit dit verwarrende denken?
Ik denk dat we wel kunnen praten in termen van mogelijkheden. Iemand heeft de mogelijkheid om goed te doen, goed gedrag te vertonen, en de mogelijkheid om slecht gedrag te vertonen. Die mogelijkheid is er altijd. Tenzij op magische wijze het onmogelijk zou moeten worden om slecht te doen als men goed heeft gedaan of andersom. Dat laatste is niet erg waarschijnlijk, hoewel er wat voor te zeggen is dat men als men de goede dingen met overtuiging doet, en de overtuiging niet verandert, dat men dan goede dingen zal blijven doen. Maar ook dan geldt weer, er is de mogelijkheid dat de overtuiging blijft zoals die was, of de mogelijkheid dat de overtuiging verandert.
We zien nu een patroon. Er is voor ieder moment een fundamentele vrijheid/mogelijkheid, waarbij een oordeel (goed of slecht) dus telkens opnieuw kan gaan gelden. De geldigheid van een uitspraak (men is goed of slecht) is dus slechts bepaald als we een bepaalde afgesloten periode beschouwen, maar niet als we een periode beschouwen die inclusief de toekomst is.
Er is dan dus wel mogelijk het oordeel: “Hij was slecht”, maar niet “Hij is slecht”.
Een ordening in twee categorieën is dus wel mogelijk en bruikbaar voor een afgesloten periode. De logica is gered, maar dan als gereedschap voor historische beschouwingen.
“Weten”-schap is daarbij een uitdrukking van een “weten” van iets dat voorbij is, de voorbije ervaring en daar kennis over. Dat terwijl er misschien de pretentie is dat wetenschap een “zullen”-schap is, die aangeeft hoe het er in de toekomst uit zal gaan zien. Onze stand van wetenschap heeft de status “tot op heden” en niet “voor alle eeuwigheid”.
Als we dan toch voor de toekomst een bruikbare ordening willen hebben, dan is dat misschien nog eenvoudiger dan een twee-categorieën stelsel. Alles is onbepaald vanaf nu tot in de toekomst.
We zijn geneigd de volgende denkstap te nemen:
“Hij was slecht.” EN “Zijn status voor de toekomst is onbepaald.” => “Hij is slecht.”
Maar er is geen rechtvaardiging voor die stap en in geen enkele logica kan dat kloppen.
Ondanks het feit dat de premissen juist kunnen zijn, kan de conclusie niet volgen uit de premissen. Deductie is hier niet alleen niet risicoloos het is ongeoorloofd.
De consequentie is dat we voor uitspraken over het heden (in de is-vorm) eigenlijk geen rechtvaardiging hebben. Zou dat nu zo zijn?
Ordeningen zijn voor ons belangrijk. Het hele denken is een “onderbrengen” in een systeem van ordening.
Meestal gebruiken we een tweecategorieën stelsel om dingen te ordenen. Bijvoorbeeld in morele zin, goed of slecht. Veel denken komt daar op neer dat er een tweewaardige logica is. Iets is goed, en als het niet goed is, is het slecht, en andersom.
Proberen we echter een derde categorie te betrekken bij die logica, dan krijgen we vaagheden. Een derde categorie bij goed of slechts zou kunnen zijn: “onbepaald”, of “soms goed, soms slecht”, of “eerst goed, later slecht” of andersom “eerst slecht, later goed”. Het lijkt allemaal op hetzelfde neer te komen, namelijk “soms goed, soms slecht”.
Men zou kunnen betogen dat er toch nog meer mogelijkheden zijn, namelijk “altijd slecht, maar nooit bekend” of “altijd goed, maar nooit bekend”. Zo zou je ook kunnen betogen dat er ook een categorie bestaat “soms slecht, soms onbepaald”, waarbij onbepaald ook betekent “geen van beiden”.
Je ziet dat zodra je een derde optie open laat de zaken veel complexer worden. Een driewaardige logica moet zeer strikte definities hebben om geen verwarring te geven, en het is waarschijnlijk dat men dan geen bruikbare logica kan vinden.
A is ongelijk aan niet-A, maar “noch A noch niet-A” staat er eigenlijk buiten.
Het is dus in dubbel opzicht logisch dat ordeningen van tweewaardige logica gebruik maken.
Toch weten we uit ervaring dat veel zaken onbepaald zijn. Niet slechts omdat de kennis ontbreekt, maar gewoon omdat de wereld zo complex is.
Kijken we nog eens naar de morele categorieën goed en slecht. Hun waarden zijn in principe extremen waartussen een graduele schaal denkbaar is waarvan de waarden realiteit zouden moeten zijn. In de film Donnie Darko geeft de hoofdpersoon kritiek op een soortgelijk systeem. De werkelijkheid is niet te vereenvoudigen richting een graduele schaal tussen twee uitersten. We hebben als het ware altijd waarden die naast de lijn staan, die in een ander referentiekader staan. Ook al lijkt de graduele ordening recht te doen aan alle mogelijke waarden, er zal geen reëel systeem bestaan dat daaraan voldoet. In die zin zou je dus ook de verzameling getallen, met reële getallen kunnen vergelijken met die ordening en dus een incompleet beeld gevend van de realiteit.
We hebben nu uit het gegeven dat we ordenen gezien dat een logische ordening is om met twee categorieën en tussenliggende waarden te werken. De logica zelf zou daarbij feitelijk een benadering zijn die geen recht doet aan de complexe wereld waarin veel zaken onbepaald zijn.
Wat betekent dit? Ten eerste is met de logica de zogenaamde deductie een gegeven. Als alle premissen waar zijn, is de conclusie ook waar. Maar zodra er iets onbepaald bij zit, is deductie niet langer mogelijk.
Dan is zoiets als inductie, een deductie naar buiten de verzameling van bekende feiten, al helemaal niet meer relevant. Met een inductie zouden we uit een specifiek feit een algemeen feit kunnen afleiden. Een specifiek feit zou dan door deductie zijn ontstaan. Als er nu geen deductie meer mogelijk is met onbepaalde zaken, zal de inductie zeker niet mogelijk zijn.
(Dit is een logische redenering en dus mogelijk ook weer niet helemaal toepasbaar.)
Om recht te doen aan de werkelijkheid moeten we ordeningen met meer dan twee factoren gaan gebruiken. Laat ik het eens proberen met de morele categorieën.
Als iemand geen slecht gedrag vertoont houdt dat niet automatisch in dat deze persoon goed is. De persoon in kwestie, qua gedrag is onbepaald. Andersom als een mens vormen van slecht gedrag laat zien kan de conclusie niet zijn dat die mens slecht is. Ook de conclusie dat iemand meer slecht is dan goed, en dus slecht, gaat niet langer op. Hoe komen we uit dit verwarrende denken?
Ik denk dat we wel kunnen praten in termen van mogelijkheden. Iemand heeft de mogelijkheid om goed te doen, goed gedrag te vertonen, en de mogelijkheid om slecht gedrag te vertonen. Die mogelijkheid is er altijd. Tenzij op magische wijze het onmogelijk zou moeten worden om slecht te doen als men goed heeft gedaan of andersom. Dat laatste is niet erg waarschijnlijk, hoewel er wat voor te zeggen is dat men als men de goede dingen met overtuiging doet, en de overtuiging niet verandert, dat men dan goede dingen zal blijven doen. Maar ook dan geldt weer, er is de mogelijkheid dat de overtuiging blijft zoals die was, of de mogelijkheid dat de overtuiging verandert.
We zien nu een patroon. Er is voor ieder moment een fundamentele vrijheid/mogelijkheid, waarbij een oordeel (goed of slecht) dus telkens opnieuw kan gaan gelden. De geldigheid van een uitspraak (men is goed of slecht) is dus slechts bepaald als we een bepaalde afgesloten periode beschouwen, maar niet als we een periode beschouwen die inclusief de toekomst is.
Er is dan dus wel mogelijk het oordeel: “Hij was slecht”, maar niet “Hij is slecht”.
Een ordening in twee categorieën is dus wel mogelijk en bruikbaar voor een afgesloten periode. De logica is gered, maar dan als gereedschap voor historische beschouwingen.
“Weten”-schap is daarbij een uitdrukking van een “weten” van iets dat voorbij is, de voorbije ervaring en daar kennis over. Dat terwijl er misschien de pretentie is dat wetenschap een “zullen”-schap is, die aangeeft hoe het er in de toekomst uit zal gaan zien. Onze stand van wetenschap heeft de status “tot op heden” en niet “voor alle eeuwigheid”.
Als we dan toch voor de toekomst een bruikbare ordening willen hebben, dan is dat misschien nog eenvoudiger dan een twee-categorieën stelsel. Alles is onbepaald vanaf nu tot in de toekomst.
We zijn geneigd de volgende denkstap te nemen:
“Hij was slecht.” EN “Zijn status voor de toekomst is onbepaald.” => “Hij is slecht.”
Maar er is geen rechtvaardiging voor die stap en in geen enkele logica kan dat kloppen.
Ondanks het feit dat de premissen juist kunnen zijn, kan de conclusie niet volgen uit de premissen. Deductie is hier niet alleen niet risicoloos het is ongeoorloofd.
De consequentie is dat we voor uitspraken over het heden (in de is-vorm) eigenlijk geen rechtvaardiging hebben. Zou dat nu zo zijn?