(naar Ricoeur)
Een trek van onze westerse cultuur is mythisch terug te voeren op Descartes.
Hij heeft een overtuigende poging gedaan om absoluut zekere kennis te bouwen op een manier zo als dat in de wiskunde toegaat.
Namelijk uitgaande van een aantal intuïties die zelf-evident zijn - dus waaraan je niet een gerede twijfel kunt hebben - een heel systeem op bouwen langs klare heldere gedachtes die eenduidig nieuw gevonden stellingen absoluut bewijzen.
De belangrijkste intuïtie die hij vond om een begin te maken met zijn filosofie was in zijn twijfel-gedachte experiment.
Alles is betwijfelbaar, behalve dat het twijfelen zelf onbetwijfelbaar is: Ik twijfel (een vorm van denken), dus ik ben.
Dat is de zekerheid van mij als bewustzijn, en van mijn bewustzijnsinhouden.
Dit lijkt dus de aangewezen methode om een filosofie op te bouwen die uitgaat van absoluut zekere intuïties.
En daarmee van absolute waarheden.
Eén van de noties die in de bewustzijnsinhouden voorkomt is het zelf.
Dat het bestaat (als bewustzijnsinhoud) is evident, dus is het zeker dat 'ik' besta.
De enigste weg van de cartesiaanse methode om op mij/mijzelf greep te krijgen is dus het analyseren van die bewustzijnsinhoud.
Vooral Husserl is hier nogal verantwoord mee aan het rommelen geslagen met zijn fenomenologie (analyse van bewustzijns- inhouden/fenomenen.
Dit alles is afgedaald in de hele cultuur in een aantal standaard 'zekerheden':
- Dat je zeker bent van je bestaan
- Dat je autonoom bent: op jezelf staat
- Dat je jezelf kunt doorzien, als je dat wilt of zou willen
- Dat de eigen gedachten het uitgangspunt moeten zijn om zelfstandig te beslissen over wat waar is en wat niet
Nu zijn er een aantal andere dingen in de wereld gekomen die dat bewustzijn wantrouwen en zijn manier van doen.
Door bijvoorbeeld Marx, Hegel, Nietzsche, Structuralisme.
Maar het dichtst bij, komt voor dit autonome bewustzijn Freud met zijn noties over vooral het onbewuste.
Als je met hem meegaat kom je voor de keuze te staan dit onbewuste serieus te nemen en er wat mee te doen, of het idee van een onbewuste eenvoudig te verwerpen.
Neem je het onbewuste op in je gedachte over je zelf moet je dus ook twijfelen aan wat je over je zelf denkt vanuit die cartesiaans achtige benadering:
Ricoeur formuleert dat zo:
Wat denken jullie hiervan?De psychoanalyse drijft een wig tussen de apodicticiteit van het absoluut poneren van het bestaan en de adequaatheid van het oordeel dat het zo-zijn betreft.
Ik ben, maar wat ben ik, ik die ben? Dat weet ik niet meer ... De reflexie heeft de stelligheid van het bewustzijn verloren. Wat ik ben is even problematisch als het feit dat ik ben apodictisch is.