Bericht
door alain » 24 okt 2010, 08:52
yopi je hebt het over apocalyps,
doel je dan op de mening van de meerderheid,
apocalyps, als het einde der tijden?
of doel je op de ware betekenis,
Het woord is afgeleid van het Griekse Ἀποκάλυψις, apokalupsis dat revelatie betekent (letterlijk: 'het opheffen van de sluier', of onthulling/openbaring).
want in werkelijkheid is de apocalyps, de ondergang, het einde der tijde,
naar waarheid, echter, is het een nieuwe tijd,
een tijd waar de sluier woord verwijderd,
Openbaring van geheimen
Het is een revelatie van geheimen, dingen die voorbij het gewone spectrum van menselijke kennis liggen. God geeft aan uitgezochte profeten of heiligen een instructie wat betreft verborgen kwesties, hetzij dingen totaal buiten de menselijke ervaring, of slechts gebeurtenissen in de menselijke geschiedenis die nog niet zijn uitgekomen.
Enkele geheimen van de hemel worden in meer of minder detail onthuld, bijvoorbeeld de doelstellingen van God; de akten en de kenmerken van engelen en kwade geesten; de verklaring van natuurlijke fenomenen; het verhaal van Verwezenlijking en de geschiedenis van vroege mensheid; dreigende gebeurtenissen, vooral die verbonden aan de toekomst van Israël; het eind van de wereld; het definitieve oordeel en het lot van de mensheid; de Messiaanse periode; beelden van hemel en hel. In het Boek van Enoch, de uitvoerigste joodse apocalyps, omvat de revelatie elk van deze elementen.
[bewerken] Onthulling door een droom of een visie
De verborgen wijsheid wordt onthuld door middel van een visioen of een droom. Wegens de eigenaardige aard van het onderwerp, is dit klaarblijkelijk de meest natuurlijke literaire vorm. Voorts worden de manier van de openbaring, en de ervaring van wie het ontvangt, over het algemeen min of meer prominent gemaakt. Het element van geheimzinnigheid, vaak prominent in het visioen zelf, wordt aangekondigd door de inleidende gebeurtenissen. Enkele blijvende eigenschappen van de 'apocalyptische traditie' worden verbonden aan de omstandigheden van het visioen en de persoonlijke ervaring.
Het primaire voorbeeld van apocalyptische literatuur in de Hebreeuwse Bijbel is het boek Daniël. Als Daniël na lang vasten de oever van een rivier bereikt, verschijnt hem een hemels figuur en revelatie volgt (Daniël 10:2). Johannes, in de Revelatie van het Nieuwe Testament (1:9 e.v.), heeft een gelijkaardige ervaring, die in zeer gelijkaardige woorden wordt verteld. Vergelijk ook het eerste hoofdstuk van de Griekse Apocalyps van Baruch; en de Syriac Apocalyps, vi.1ff, xiii.1ff, lv.1-3
[bewerken] Engelen brengen revelatie
De introductie van engelen als dragers van de revelatie is een terugkomende eigenschap. God spreekt niet persoonlijk, maar geeft Zijn instructies door middel van hemelse boodschappers, die als gids handelen.
Er is nauwelijks een voorbeeld te vinden van een ware apocalyps waarin de hulp van engelen in het geven van het bericht niet prominent wordt verteld. In de Veronderstelling van Mozes, die hoofdzakelijk uit een gedetailleerde voorspelling van de Israëlitische en joodse geschiedenis bestaat, wordt de aankondiging gegeven aan Jozua door Mozes, vlak vóór de dood van de laatstgenoemde. Zo ook, in de Sibylline Orakels, grotendeels een zuivere voorspelling van toekomstige gebeurtenissen, is de Sibylle de enige spreker. Maar geen van deze boeken kunnen echt voor apocalyptische literatuur in de smallere betekenis (zie verder) representatief worden genoemd.
[bewerken] Zaken van de toekomst
In typische apocalyptische literatuur is de belangrijkste zorg van de schrijver de toekomst. De apocalyps is hoofdzakelijk profetisch, gewoonlijk met een duidelijk godsdienstig doel: om het goed van God met de mens te behandelen en Zijn uiteindelijke doeleinden te tonen. De schrijver presenteert, soms zeer levendig, een beeld van komende gebeurtenissen, vooral die verbonden aan het eind van het huidige tijdperk. Aldus, in sommige geschriften wordt het onderwerp vaag beschreven.
[bewerken] Geheimzinnigheid of fantasie
Het element van geheimzinnigheid, duidelijk in zowel de materie als de manier van het schrijven, is een duidelijke eigenschap in elke typische apocalyps. De literatuur van visioenen en dromen heeft zijn eigen tradities, die opmerkelijk blijvend zijn; en dit feit wordt ongebruikelijk goed geïllustreerd in de groep joodse (of joods-christelijke) geschriften.
Deze apocalyptische kwaliteit blijkt het meest ronduit uit het gebruik van fantastische beeldspraak. De beste illustratie wordt geleverd door de vreemde levende schepselen die in veel visioenen voorkomen: 'dieren' met de eigenschappen van mensen, dieren, vogels, reptielen, of zuiver denkbeeldige wezens worden op een bepaalde manier gecombineerd die schrikwekkend en vaak grotesk is.
[bewerken] Mystiek symbolisme
De apocalyptische kwaliteit blijkt ook uit het frequente gebruik van onverklaarbaar symbolisme. Dit wordt het opvallendst geïllustreerd in de bekende gevallen waar gematria wordt aangewend omwille van het verduisteren van de betekenis van de schrijver.
[bewerken] Het eind van de wereld
De laatste tijd wordt de term 'apocalyptische literatuur' algemeen gebruikt om alle joodse en christelijke geschriften te omvatten waarin eschatologische voorspellingen in de vorm van een revelatie worden gegeven, of ze nu apocalyptisch zijn of niet. Dat de term momenteel enigszins los wordt gebruikt en vaak niet-apocalyptisch werk omvat, is te verklaren uit het feit dat de studie van deze literatuur als afzonderlijke klasse betrekkelijk recent is.
In het Nederlands verwijst het woord apocalyps nu algemeen naar het eind van de wereld. In de huidige betekenis is het een vertaling van de uitdrukking apokalupsis eschaton (apocalyptische eschatologie), hetgeen betekent 'revelatie van kennis van het eind van tijd'. Deze betekenis weergalmt de betekenis van de term in de titel van het laatste boek van de Bijbel, Openbaring, dat algemeen wordt geïnterpreteerd als het beschrijven van het eind van de wereld. In Openbaring komt het duidelijk naar voren als het gaat over de vier ruiters van de Apocalyps: overwinning wordt gevolgd door oorlog, honger en de dood.
Het eschatologische eind van de wereld ging in apocalyptische literatuur vaak vergezeld van beelden van verrijzenis, oordeel over de doden, en mensen die naar hel gaan. Deze ideeën werden echter niet uitdrukkelijk ontwikkeld in de pre-apocalyptische boeken van de Hebreeuwse Bijbel. Het bestaan van dergelijke overtuigingen in jodendom, christendom en islam kunnen derhalve teruggevoerd worden tot de apocalyptische geschriften.
Numerologie is een occulte wetenschap en houdt zich bezig met enerzijds esoterische, symbolische aspecten van getallen, anderzijds bredere interpretaties van getallensymboliek. Numerologie is vertaald: 'kennis der getallen', en dient niet verward te worden met getaltheorie. Een numeroloog zoekt naar samenhang der dingen door het getal (als versleuteld symbool van verborgen kennis) als uitgangspunt te nemen. Hiertoe tracht de numeroloog volgens een bepaald systeem van 'coderen en decoderen' begrippen in getallen om te zetten, om vervolgens die getallen te duiden op grond van hem bekende esoterische kennis uit bijvoorbeeld tarot, gematria, astrologie of eigen interpretaties. Omdat bij de studie van numerologie geen gebruik gemaakt wordt van de wetenschappelijke methode behoort zij tot de pseudowetenschappen.
Inhoud [verbergen]
1 Achtergrond
1.1 Diverse methoden
1.2 Een voorbeeld
2 Numerologie toegepast
2.1 Sleutelgetal
3 Andere interpretaties
3.1 "Bijzondere getallen"
3.2 Getallen als begrip zonder directe numerologische relatie
4 Controverse
5 Zie ook
6 Externe links
7 Bronnen, noten en/of referenties
Achtergrond
Numerologie stoelt op aspecten uit verschillende tradities en oude culturen, waaronder Babylonië, astrologische filosofie uit het hellenistische Alexandrië, vroeg christelijke mystici, het occultisme van de vroege gnostici, het Hebreeuwse systeem van de kabbala, de Indische veda's, de Chinese "Cirkel van de dood" en het Egyptische "Boek van de Meester van het Geheime Huis" (Rite van de Dood).
Het Pythagorisme zou een grote invloed gehad hebben op de ontwikkeling van de numerologie en getallensymboliek. Daarbij wordt in de numerologie vooral aangehaakt bij een aan Pythagoras toegedichte uitspraak: "de wereld is gebouwd op de macht der getallen".[1] [2] Volgens D.J. Struik echter ligt de oorsprong van getallensymboliek wellicht reeds in het Stenen Tijdperk.[3]
Getallensymboliek komt voor in de meeste culturen. Numerologen koppelen aan de individuele letters van een alfabet (of hieroglyfen) een getalswaarde, waarbij dat getal een occulte symbolische betekenis zou hebben. Getallensymboliek op basis van het Hebreeuwse alfabet wordt wel gematria genoemd en is gerelateerd aan de Tarot. Numerologen hanteren doorgaans drie verschillende codeersystemen: het Hebreeuwse, het Pythagorese en het Universele (ook wel fonetische) systeem.
In de Bijbel en het jodendom is het toekennen van een betekenis aan een getal heel gebruikelijk. Dit is terug te voeren tot de Hebreeuwse tradities.
Verder speelt getallensymboliek een rol in bijgeloof van mensen (zoals vrijdag de 13e waarbij 13 voor ongeluk zou staan, of uitspraken als: "Al het goede komt in drieën.", waarbij het getal 3 als geluksgetal wordt gezien; ook gokkers in het casino hechten aan de roulettetafel vaak extra waarde aan hun 'geluksgetal'.)
Onder occulte wetenschappen wordt het systematisch onderzoek en de theorievorming van oude wetenschappen als astrologie en alchemie bedoeld die hun verklaringsmodel baseren op een mythische wereldopvatting. Deze vorm van 'wetenschap' geraakte vanaf de 17e eeuw met de opkomst van de natuurwetenschappen geleidelijk in de marginaliteit.
Inhoud [verbergen]
1 Terminologie
2 Metafysische grondslagen
3 Voorbeelden van occulte wetenschappen
4 Bronnen, noten en/of referenties
[bewerken] Terminologie
Het begrip 'occulte wetenschap' is in de eerste plaats gemunt door Rudolf Steiner in zijn werk 'Geheimwissenschaft im Umriss' (Occulte wetenschap, een overzicht) uit 1909. Hierin schrijft hij een vervolg op een werk over theosofie en vereenzelvigt het begrip occulte wetenschap met antroposofie en theosofie. In dit artikel wordt uitgegaan van de ruimere betekenis van 'occulte wetenschappen', zoals ze ook gehanteerd wordt in de grote encyclopedieën. [1] Een alternatieve benaming voor 'occulte wetenschap' is 'geheime wetenschap', waarmee een wetenschap bedoeld wordt waarvan de inhoud slechts door ingewijden bekend is. De benaming 'wetenschap' wekt in verband met die oude systemen van kennisverwerving en zingeving vaak wrevel op bij sommige moderne wetenschappers, omdat ze ervan uitgaan dat de term moet beantwoorden aan het moderne begrip over wetenschap, dat alleen die disciplines toelaat die de wetenschappelijke methode volgen. Vandaar dat occulte wetenschappen als 'pseudowetenschappen' worden bestempeld.
[bewerken] Metafysische grondslagen
De hedendaagse parapsychologie is op zich niet te beschouwen als een occulte wetenschap, vermits zij met moderne wetenschappelijke methoden onderzoek doet naar het bestaan van psychische vermogens, terwijl de occulte wetenschappen een aan de moderne wetenschap vreemde methodiek hanteren. Zij gaan uit van een totaal andere metafysica, waarbij alles met alles verbonden is. Kennis hierover kan via een bepaalde 'sleutel' ontcijferd kan worden. Die sleutel kan, zoals bij de numerologie, liggen in het ontsluieren van getalsmatige verhoudingen of, zoals bij de astrologie, in het herkennen van overeenkomsten tussen gebeurtenissen op aarde en aan het hemelgewelf. In antropologisch opzicht kan ook religie beschouwd worden als een voor-wetenschappelijke opvatting over de wereld en de mens waarbij beroep wordt gedaan op metafysische verklaringen die vreemd zijn aan de natuurwetenschappelijke methode. Wereldreligies zoals het christendom hebben in de Europese geschiedenis echter een monopolie nagestreefd om één bepaald mens-en wereldbeeld ten koste van andere door te drukken, en dat ging gepaard met het vervolgen van occulte tradities zoals wicca, alchemie en astrologie. Als gevolg daarvan wordt vanuit de grote religies alles met betrekking tot het occulte nog steeds als 'duivels' en 'onchristelijk' of 'godslasterlijk' bestempeld.
Kabbalah" refereert aan een esoterische dogmatiek over God en het universum, die als openbaring aan uitverkoren heiligen uit een ver verleden zou zijn overgedragen, en die aan slechts enkele bevoorrechte mensen zou worden overgeleverd.
Vroege vormen van joods mysticisme bevatten oorspronkelijk enkel empirische leer. Veel later kreeg het, onder invloed van neoplatonische en neopythagorische filosofie, een speculatief karakter. In de Middeleeuwen breidde het zich enorm uit met de uitgave van de mystieke tekst Sefer Jetzirah. Het werd het object van systematische studie van de uitverkorenen, die de "baale ha-kabbalah" (בעלי הקבלה genoemd werden, oftewel de "bezitters of meesters van de kabbala"). Later raakten studenten van de kabbala bekend onder de naam "maskilim" (משכילים "de verlichten"). Vanaf de dertiende eeuw ontwikkelde de kabbala een uitgebreide literatuur, naast en vaak in tegenstelling tot de talmoed.
De meeste vormen van de kabbala leren, dat iedere letter, ieder woord, getal en accent van de tenach een verborgen betekenis bevat. Verder onderwijzen zij de methodes om achter de interpretatie van deze verborgen betekenissen te komen.
Sommige historici die in religie zijn gespecialiseerd beweren dat we de naam kabbala enkel zouden moeten gebruiken voor de mystieke religieuze systemen die na de 12e eeuw ontstonden; zij gebruiken andere termen om te verwijzen naar esoterische joodse mystieke systemen van voor de 12e eeuw. Andere historici vinden dit onderscheid te willekeurig. Volgens hen is de kabbala van na de 12e eeuw een voortzetting van de eerdere mystieke wortels en elementen. Om deze reden vinden zij, dat het juist is om de term kabbala te gebruiken voor joodse mystiek uit de eerste eeuw. Orthodoxe joden zijn het oneens met beide gedachtenstromingen, aangezien zij het idee verwerpen dat de kabbala belangrijke historische ontwikkelingen en veranderingen onderging.
Sinds het einde van de 19e eeuw, met de komst van de benadering van de "joodse studies", wordt de kabbala ook bestudeerd als een hoogst rationeel systeem voor het begrip van de wereld, in plaats van een mystieke benadering hiervan. Een pionier op dit gebied was Lazar Gulkowitsch.
Het Pythagoreïsche gedachtegoed werd gedomineerd door de wiskunde, maar het bevatte ook veel mystieke elementen. Op het domein van de kosmologie bestaat er veel onenigheid over de opvattingen van Pythagoras zelf, maar de meeste geleerden nemen aan dat pythagoreïsche idee van de overdracht van de ziel te fundamenteel is binnen de stroming om beschouwd te worden als een latere toevoeging door een van Pythagoras' volgelingen. Anderzijds is het echter onmogelijk om met zekerheid de precieze afkomst van het Pythagoreïsche begrip van substantie te bepalen. Het lijkt dat de Pythagoreïsche opvatting begint bij de opvattingen van Anaximandros over de eerste oersubstantie van de dingen als het "onbepaalde" of Apeiron. De pythagoreërs stellen echter dat het "onbepaalde" of "onbegrensde" slechts via de notie van de "limiet" of "begrenzing" tot stand kan komen.
Pythagoras zelf liet geen geschriften na, maar op basis van het werk van Parmenides, Empedocles, Philolaus en Plato, allen filosofen die beschouwd worden als Pythagoreërs of denkers wiens opvattingen beïnvloed werden door het Pythagorisme, schetsen een erg divers beeld van waaruit het erg moeilijk is om vast te leggen wat de gemeenschappelijke centrale Pythagoreïsche thema's waren. Als we vertrouwen op Philolaus, waarover de geleerden het eens zijn dat hij beschouwd kan worden als erg representatief voor de Pythagoreïsche school, krijgt men een erg complex beeld. Aristoteles verklaart hoe de Pythagoreërs, waarmee hij doelt op de kring rond Philolaus, de theorie van Anaximandros over het Apeiron en het Peiron verder ontwikkelden:
" ...want zij [De Pythagoreërs] zeggen duidelijk dat wanneer de ene geconstrueerd was, uit de vlakten of uit oppervlakten, of uit zaden of uit elementen die zij niet kunnen beschrijven, onmiddellijk werd het meest nabije deel van het onbegrensde dichterbij getrokken en werd het begrensd door de limiet."
Hij vervolgt zijn uiteenzetting met:
"De Pythagoreërs stelden bovendien dat leegte bestaat en dat het de hemel binnendringt vanuit de onbeperkte adem - het ademt als het ware in de leegte. De leegte onderscheidt de naturen van de dingen, aangezien het datgene is dat de opeenvolgende termen in een reeks scheidt en onderscheidt. Dit gebeurt in eerste instantie voor de getallen; aangezien de leegte hun natuur onderscheidt."
Wanneer het Apeiron ingeademd wordt door het Peiron zorgt het voor scheiding, wat ook lijkt in te houden dat het "de opeenvolgende termen in een reeks scheidt en onderscheidt". In plaats van een ongedifferentieerd geheel hebben we een levend geheel van onderling verbonden delen die gescheiden zijn door een "leegte" die hen scheiden. Deze 'inademing' van het apeiron is meteen ook hetgene dat de wereld wiskundig maakt. Niet enkel wiskundig beschrijfbaar, maar puur mathematisch, aangezien het aantoont dat getallen en de realiteit geconstitueerd worden op basis van hetzelfde principe: Zowel het continuüm van getallen (dat bestaat uit een reeks van opeenvolgende termen, gescheiden door leegte) en het domein van de werkelijkheid, de kosmos, zijn beide een samenspel van vorm en leegheid, Apeiron en Peiron. Wat deze theorie wezenlijk onderscheidt van de oorspronkelijke theorie van Anaximandros is dat dit samenspel van Apeiron en Peiron op een harmonieuze wijze (Harmonia) moet gebeuren.
Hierover becommentarieert Stobaeus het volgende:
"Over de natuur en de harmonie is het volgende het standpunt. Het zijn van de dingen, zijnde uitwendig, en de natuur zelf, geven blijk van goddelijke, niet menselijke, kennis - behalve dat het niet mogelijk was voor eender welk van de dingen die bestaan en bij ons bekend zijn dat ze in het bestaan zijn gekomen zonder dat er een essentie van deze dingen zou bestaan van waaruit het universum was opgebouwd, namelijk het bepaalde en het onbepaalde. En aangezien deze principes noch gelijkend, noch als van dezelfde soort bestonden, zou het onmogelijk geweest zijn voor hen om geordend in het universum te bestaan mocht de harmonie niet zijn tussengekomen - op welke wijze dan ook het in het bestaan kwam. Dingen die gelijken waren en tot dezelfde soort behoren hebben geen nood aan harmonie, maar de dingen die ongelijkend en niet van dezelfde soort waren en van verschillende orde - daarvoor was het nodig dat ze gekoppeld werden door de harmonie, als ze in een geordend universum samen gehouden moeten worden."
Een muzikale toon veronderstelt een oneindig continuüm van toonhoogten, die op een of andere manier beperkt moeten worden opdat er een toon uit voortkomt. Het cruciale punt hierbij is dat niet om het even welke reeks van beperkende principes volstaat. We kunnen niet willekeurig toonhoogtes kiezen en daaruit een toon produceren die muzikaal goed klinkt. De diatonische toon, ook bekend als de "Pythagoreïsche toon", is zodanig opgesteld dat de verhouding van de hoogste tot de laagste toon 2:1 is, wat een interval van één octaaf voortbrengt. Die octaaf is op haar beurt onderverdeelbaar in een vijfde en een vierde, die respectievelijk de verhoudingen 3:2 en 4:3 hebben en die, wanneer opgeteld, terug een octaaf vormen. Ten slotte kan de vijfde ook weer verdeeld worden in drie volledige tonen, die elk corresponderen aan de verhouding 9:8 en een rest van 256:243. De vierde kan verdeeld worden in twee volledige tonen met dezelfde rest. Dit is een goed voorbeeld van een concrete toepassing van Philolaus' denken. In de termen van Philolaus betreft het samenvoegen van limiterende principes en ongelimiteerde gegevenheden combinaties in overeenstemming van verhoudingen van getallen. Dit vormt volgens hem Harmonia. Op gelijkaardige wijze zijn ook de kosmos en de concrete dingen in deze kosmos niet voortgekomen uit een toevallige combinatie van limiterende of begrenzende principes en onbegrensde gegevenheden, maar moeten de limiterende principes en de onbegrensdheden noodzakelijk op een harmonieuze wijze samengebracht worden opdat er een ordening tot stand komt.
Deze leer werd vastgelegd door Philolaus' leerling Archytas in een werk dat verloren gegaan is, getiteld Over Harmonie of Over Mathematica. De opvattingen uit deze theorie hebben ongetwijfeld ook Plato beïnvloed. Plato's leerling Aristoteles maakte in zijn Metafysica een onderscheid tussen de Pythagoreërs en "pseudo"-Pythagoreërs. Hij beschreef ook de "Lijst van tegenstellingen", en vermeldde dat deze waarschijnlijk toegeschreven moet worden aan Alcmaeon van de medische school in Crotona, die gezondheid definieerde als een harmonieuze staat van elementen in het lichaam.
Na aanvallen op de verzamelplaatsen van de Pythagoreërs verspreidde de groep zich, maar ze hergroepeerde uiteindelijk in Tarentum, ook een plaats in Magna Graecia in Zuid-Italië. Een verzameling van Pythagoreïsche geschriften handelend over ethiek, gebundeld door Taylor, tonen een creatief antwoord op al deze problemen.
De erfenis van Pythagoras, Socrates en Plato werd overgenomen door de traditie van wijsheid van de gehelleniseerde Joden van Alexandrië, op grond van de bewering dat hun leer was afgeleid van die van Mozes. Via Philo van Alexandrië werd de Pythagoreïsche traditie vervolgens de Middeleeuwse cultuur binnengeleid, met de idee dat groepen van dingen met hetzelfde aantal in relatie tot elkaar staan of in onderlinge overeenstemming zijn. Deze idee heeft ook duidelijk Hegel beïnvloed bij diens concept van interne relaties.
[bewerken] Pythagoreïsche mystiek
De Pythagoreërs zijn tevens bekend omwille van hun theorie van zielsverhuizing en omwille van hun theorie dat getallen de ware natuur van de dingen constituëren. Zij voerden zuiveringsriten uit en ontwikkelden en leefden volgens diverse levensregels, waarvan zij geloofden dat het voor hun ziel mogelijk zou worden om een hogere rang te verwerven onder de goden. Veel elementen van hun mysticisme lijken perfect overeen te komen met de Orphische traditie. Het Orphisme bevatte eveneens diverse purificatieriten en gebruiken, alsook voorbereidingsrituelen op de afdaling in de onderwereld. Naast de link met het Orphisme wordt Pythagoras ook in verband gebracht met Pherecydes van Syros, de man waarvan Antieke commentatoren schrijven dat hij de eerste Griek was die een leer over reïncarnatie had uitgewerkt. Deze antieke bronnen stellen dat Pherekydes de belangrijkste leermeester was van Pythagoras. Pherekydes verdedigde zijn leer over de ziel in de vorm van een Pentemychos ("vijf-nissen" of "vijf verborgen inhammen") - meteen ook de meest waarschijnlijk oorsprong van het Pythagoreïsche gebruik van het Pentagram, wat door hen gebruikt werd als een herkenningsteken onder leden en als een symbool van innerlijke gezondheid, of Ugieia.
De Pythagoreërs werden aangeraden om "in elke situatie de waarheid te spreken". Dit zou Pythagoras vermoedelijk geleerd hebben van de Magi van Babylon. Deze Magi (Grieks: magoi) waren priesters van de godheid Ahura Mazda, die in het Perzische wereldrijk vereerd werd.
Van de 20e eeuw v.Chr. af nam de macht van Babylon af en werd het bezet door de Amorieten, nomadenstammen uit het westen die Semitisch spraken zoals de Akkadiërs, maar nog niet aan landbouw toe waren. Ze verkozen het hoeden van schapen. De Eerste Dynastie van Babylon werd gevestigd door Sumu-abum, al was er maar weinig land in de omgeving dat tot de stadstaat behoorde. Dit zou veranderen onder Hammurabi.
Vanaf 1850 v.Chr., 500 jaar na Zababa, werd Marduk de god van Babylon. Hij is geen militaire spion, met zekere trots noemt hij zich 'Ontdekkingsreiziger'.[8]
Ten slotte wist Hammurabi de stad uit de greep van zijn veroveraars te halen en startte het nieuwe koninkrijk Chaldea, waarvan Babylon de hoofdstad werd. Hammurabi (omstreeks de 18e eeuw v.Chr.) maakte van Babylon de hoofdstad van zijn rijk, dat Babylonië heette. Uit 1750 v.Chr. dateert de Zuil van Hammurabi, waarop hij de wettafels vasthoudt. Ze bevatten een nieuwe formulering van de wet- en rechtspraaktraditie, (die teruggaat tot ver in het 3e millennium v.Chr.), met 250 wetten, gelijksoortig aan die van Ur-Nammu (3e dynastie van Ur). De profeet Mozes werd later op gelijkaardige wijze afgebeeld.[9] Babylonië brengt nu geheel Mesopotamië onder zijn heerschappij, waarmee het begin van het Oud Babylonische Rijk wordt gemaakt.[10] In feite namen de Babyloniërs de beschaving van de Sumeriërs over. Tot dan hadden Semitische leiders elkaar voortdurend bekampt, iets wat reeds ca. 20e eeuw v.Chr. was begonnen.[11] Met de dood van Hammurabi kwam er een einde aan het Oud Babylonische Rijk.
De Babylonische schrijver Sin-liqi-unninni legde het Gilgamesj-epos rond 1600 v.Chr. vast. Een groot aantal veel oudere verhalen komen erin samen.
[bewerken] Kassietische periode (1595-1185 v.Chr.)
De door Hattusilis (met voorbijgaan aan zijn eigen kinderen) aangewezen Hettitische opvolger Mursilis maakte Aleppo met de grond gelijk en deed ook Babylon vallen. In 1595 v.Chr. plunderde het Hettitische leger onder Mursilis Babylon. Mursilis keerde met kisten goud terug naar Hattusas en liet Babylon verder ongemoeid. Maar dit betekende het einde van de Hammurabi dynastie[12] en had een hergroepering van de politieke krachten in Klein-Azië tot gevolg. Opdringerige Hurrieten leverden toen nog geen moeilijkheden op.[13]
Onder de 440 jaar durende heerschappij van de Kassieten, werd de naam van de hoofdstad omgedoopt tot Karanduniash.
Babylon groeide snel in omvang en aanzien, maar werd vanaf 1530 v.Chr. onderhorig aan Assyrië, wat de instorting van het Babylonische rijk betekende.
De Elamieten vielen het koninkrijk Chaldea binnen (te weten: Lager Mesopotamië, ook Shinar of Sumer geheten, en Hoger Mesopotamië, ook Akkad geheten) en heersten over de stad. In 1158 v.Chr. veroverden zij onder Shutruk-Nahunte (1185 – 1155) Babylon en sleepten het cultusbeeld van Marduk mee naar Susa. Hiermee eindigde officieel de Kassietische periode.
Vanaf 1080 v.Chr. doken in Syrië en Mesopotamië zonder zichtbaar verleden nieuwe nomadengroepen op. Aramese en Chaldese stammen infiltreerden het Babylonische gebied. Beide waren West-Semitische volkeren waarvan de onderlinge relatie niet zo duidelijk is. Blijkbaar waren ze voortdurend met elkaar in conflict. De eerste golf streek neer over Assyrië en ongeveer tegelijk over Babylon. Complexe Bijbelse tradities wijzen op een nauwe relatie tussen Arameeërs en Israëlitische voorouders: "Mijn vader was een ronddolende Aramees"[14]. Mogelijk waren het eerst in een overeenkomstig gebied wonende afstammelingen van Amorieten of een nauw verwante groep.[15]
Vooral de Chaldeeërs gingen een belangrijke rol spelen in de latere geschiedenis van Babylon. Zij vestigden zich in het Zuiden, rondom Ur (Akkadisch: mât Khaldu) waar ze kleine rijkjes vormden.
Voor 6000 v.Chr. ontstaan ommuurde marktsteden in Neder-Mesopotamië in de zogenaamde Hassuna, Samarra en Halaf tijd. Landbouw, veeteelt, jacht en visserij vormden de basis van het economisch leven. De eigen producten werden voornamelijk lokaal verbruikt. Handel bestond enkel voor de invoer van ontbrekende producten (hout, metaal, obsidiaan en steen). Voedingsproducten, zoals dadels, textiel en kunstvoorwerpen werden uitgevoerd.
Na 6000 v.Chr. begint de "Obeidtijd", waarin de bevolking groeit door de geregelde toevoer van voedingswaren (gerst, tarwe, vis en vlees). In Neder-Mesopotamië hing de landbouw van de waterstanden af. Daarom begon men al vroeg met irrigatiewerken en ook met het bestuderen van de sterrenhemel om de seizoenwisselingen duidelijk vast te kunnen stellen. Vrij vroeg echter bleek ook dat als gevolg van irrigatie verzilting van de grond optrad. Men zocht dan andere landbouwgronden op of teelde planten die beter weerstand bieden tegen zout, zoals gerst in plaats van tarwe. De dadelcultuur was heel uitgebreid. Men teelde verder ook sesam, uien, bonen en allerlei andere groentesoorten.
Vanaf ongeveer 3500 v.Chr. leefden in het zuiden de Sumeriërs, en in het noorden de Akkadiërs. Dit is de "Uruk periode" (3500-2900). In 3400 is er al een handelspost van de Sumeriërs in Habuba Kabira in Syrië als onderdeel van een wijdvertakt handelsnetwerk.
Kleitablet met Sumerisch spijkerschrift.In 3300 wordt in Sumer de oudste vorm van het schrift uitgevonden, het pictografische schrift, waaruit later het spijkerschrift wordt ontwikkeld.
Het besef van politieke eenheid neemt toe en de Koning van Sumer en Akkad bestuurt het hele land. Irrigatiewerken, tempeltorens en steden verrijzen als kenmerken van een bloeiende landbouwbeschaving in de Jemdet Nasr-periode (van 3100-2700).
Vanaf 2900 v.Chr. regeren de Koningen van Kish over Neder-Mesopotamië, tot 2700. Deze periode heet "Vroeg-Dynastiek I". De "Vroeg-Dynastiek II" loopt tot 2500 v.Chr. met de belangrijke stadstaten van Ur, Lagash en Kish. De helden van het Gilgamesjepos zijn koningen van Uruk. Ook de Grote Dodenschat van Ur dateert uit deze tijd.
De fase "Vroeg-Dynastiek III" van 2500-2300 v.Chr. is de tijd van de eerste wetgever, Koning Urukagina van Lagash.
In de "Oudakkadische Tijd" van 2300-2100 v.Chr. vallen nomaden het land binnen en brengen er een nieuwe taal: het Akkadisch, de oudste vorm van het Semitisch.
Sargon de Grote (2334-2279) is de eerste koning van Akkad. Hij is de stichter van het eerste wereldrijk in de geschiedenis door zijn verovering van zowel Noord-Mesopotamië, Elam als, op later leeftijd, ook Neder-Mesopotamië. Dit rijk wordt nog verder noordwaarts uitgebreid door zijn kleinzoon Naram Sin, die 'de Koning der vier windstreken' wordt genoemd. Door invallen van o.a. de Guteeërs valt dit rijk weer uiteen, al wist Utu-chengal van Uruk ze te verdrijven. Zijn gouverneur sticht daarop de Derde Dynastie van Ur, die stand houdt van 2100 tot 2000 v.Chr.
Ur Nammu wordt "Koning van Sumer en Akkad" gekroond en laat tijdens de "Derde Dynastie van Ur" overal gebouwen oprichten, hij laat ook het gewoonterecht vastleggen. Onder zijn zoon Sjulgi wordt het rijk nog verder uitgebreid en bereikt de literatuur, geschreven in het Sumerisch, haar hoogtepunt. Dit wordt de Neosumerische renaissance genoemd. Maar tenslotte vallen de Amorieten het land binnen en wordt Ur verwoest door de Elamieten.
In de Oudbabylonische tijd komen de Babyloniërs die onder leiding van Hammurabi (+/- 1710-1668) een bloeiperiode kenden, in de zg. "Eerste Dynastie van Babylon". Kort na het bewind komt het rijk ten val door aanvallen van de Hittieten in het noorden. Daar maken de Kassieten gebruik van om vanuit Perzië het land te komen plunderen en het uiteindelijk te besturen vanuit hun hoofdstad Dur Kurigalzu.
Omstreeks 1100 v.Chr. veroveren de Assyriërs heel het Nabije Oosten. Eeuwen later, na de val van Ninive, kent het "Nieuw Babylonisch rijk" onder Nebukadnezar een korte bloeiperiode. De Perzen bezetten het rijk van 538 v.Chr. tot 331 v.Chr. waarna het gebied in handen viel van Alexander de Grote van Macedonië.
De natuurfenomenen die van invloed waren op de agrarische cultuur werden de thema's waarrond zich de religieuze en filosofische opvattingen vormden. Nadien, vanaf het derde millennium v.Chr. werden goden in mensengestalte vereerd en werd iedere godheid vergeleken met een macht met een eigen ambt of functie, zoals die in de toenmalige administratie gold. Tijdens het tweede millennium v.Chr. nam persoonlijk geloof toe in belang. Daarbij werd meer en meer aandacht geschonken aan begrippen als 'zonde' en 'vergiffenis'.
Talrijke goden worden vernoemd in de mythen, hymnen en epen. Zij waren ontstaan uit het samengaan van 'zoetwater' (Apsu) en 'zoutwater' Tiamat. Daaruit ontstond de atmosferische godheid Anu en de watergodin Ea, met als zoon Marduk. De goden werden met de landadel vergeleken, en kregen elk hun eigen tempel en landerijen toegewezen. Ze zetelen in een goddelijke raad die de wereld bestuurt. Anu staat er aan het hoofd van en heerst over de sterren. Hij is dan ook de hoofdverantwoordelijke voor de kalender, die van het grootste belang was, net zoals in Egypte, voor het berekenen van de seizoenen en vooral het tijdstip van de vloed van de rivieren. Op de tijdskalender was het hele agrarische systeem berekend, daarzonder riskeerde men hongersnood. Enlil was de verantwoordelijke voor de wind en de landbouw. Utu was de zonnegod en Ninhursag de godin van de stenen grond en van de geboorte.
In bezweringen, gebeden, mythen, inscripties etc. werd Inanna/Ishtar vereerd en aangeroepen als de brengster van levenskracht. Maar er was ook een donkere kant aan deze godin van leven. Als godin van vruchtbaarheid en seksualiteit had ze tevens de kracht landbouwgrond te vernietigen en dieren onvruchtbaar te maken.
De mens zou volgens een verhaal ontstaan zijn uit de aarde, gewoon gegroeid zoals gras en groente. Maar volgens een ander verhaal zou hij door Enki en zijn moeder Nammu of de godin van de geboorte Ninhursag, tot ontstaan zijn gebracht uit het levensvocht (bloed) van opstandige goddelijke wezens. De mens kan in het hiernamaals een schaduwbestaan leiden dankzij deze tweevoudige natuur.
Enlil of Ellil was de stadsgod van Nippur en hoofdgod van Sumer. Samen met zijn broer en voorganger Enki was Enlil afstammeling van de oudere oppergod Anu of Anoe, de Hemelstier. Enlil werd ten koste van zijn broer Enki hoofdgod.
Aanvankelijk was hij geassocieerd met de scheppende kracht, de god van het zoetwater. Later werd hij een stormgod en krijger.
Enlil kreeg ook als epitheta: Helderogige Berg, Heer Lucht en was daarmee heer van de levensadem.
Zijn tempel in Nippur werd "Huis van de Berg" genoemd, ofschoon slechts 600 m boven de zeespiegel gelegen.
Zonder Enlil, de Grote Berg
zou geen stad gebouwd, geen fundament gelegd
geen stal gebouwd, geen schaapskudde gevormd
geen koning verheven en geen hogepriester geboren worden
Op een kleitablet is te lezen:
In een gouden eeuw, zonder slangen, zonder schorpioenen… toen de mens nog geen vijand had, konden alle mensen in dezelfde taal spreken met hun god Enlil.
en
U bent de Heer, goede Heer, van de graanschuur, die gerst doet ontspruiten en wijnranken…
Lofdichten bezingen niet alleen zijn macht inzake landbouw en vruchtbaarheid maar ook over de maatschappelijke orde.
Enlil was de bron van de wetgeving. Hij was degene die de kroon op het hoofd van de koning zette .
Hij werd later in belang verdrongen door de god Marduk.
EnkiEnki was een van de belangrijkste goden in het pantheon van Mesopotamië. Hij wordt door de Babyloniërs Ea genoemd, maar is meer bekend onder zijn Sumerische naam Enki. Hij is de god van de afgrond of het diep(e water), de abzu, de belangrijkste (zoet)watergod en de god van de wijsheid in de Sumerische mythologie. Ea was ook bij de Hettieten de god van de wijsheid.
Enki was de zoon van Nammu en Anu en de vader van onder andere Marduk en Nanshe. Hij wordt met verschillende vrouwen in verband gebracht, waaronder Ninmah (zijn eega of rivale) en volgens de Enkicyclus hield hij er zelfs incestueuze relaties op na. Zijn mannelijkheid wordt sterk benadrukt. Hij wordt geassocieerd met de Hemelstier, vestigde de wereldorde, was bewaarder van de Me, god van magie en beschaving. In de latere Babylonische mythologie heet hij de god van verstand, en ambacht te zijn.
Na An en Enlil is hij derde in grootte van de godenwereld. Hij is de uitvoerende godheid van de wil van Enlil. Het is dan ook Enki die orde aanbrengt in de wereld in de mythe Enki en de wereldorde: de ordening van de aarde en haar culturele processen. Hij stelt vele mindere goden aan om als beschermers van bepaalde zaken op te treden.
Enki was een van de machtigste goden van het pantheon. Hij staat vooral bekend als een ordende god en god van de wijsheid. Enki verbleef in tegenstelling tot de andere goden, niet in de hemel maar in het Apsu of zoete water. Hij was ook de god van de vruchtbaarheid en van het genezend water en zo ook van de bezweringen. Enki was de god van het genezend water geworden toen hij de oergod Apsu had vernietigd. Volgens het Babylonische scheppingsverhaal had Enki hem met een spreuk in slaap getoverd en dan afgemaakt.
Volgens een Sumerische bron zegende Enki Nippur, "geboorteplaats van de goden", Ur, Meluhha (Ethiopië) en Dilmun (Bahrein) met overvloedige oogsten, kudden, edelmetalen en succes in de strijd. Op die plaatsen had hij ook tempels voor zijn cultus. Maar Enki, god van magie en beschaving, was niet over de mensen hun gedrag te spreken en besloot de tongen in hun mond van elkaar te vervreemden.
Volgens het mythologische Atrahasis epos was Enki de schepper van de mens, maar ook de redder van de mens. De goden wilden immers de mensheid vernietigen, maar Enki wierp zich steeds op als beschermer. Enki lichtte een trouwe volger, Atrahasis, ('de bijbelse Noach uit Mesopotamië') in over de plannen van de Oppergoden om de mensheid (geschapen door Enki) te vernietigen met een zondvloed. De vloed die in de Soemerische, Assyrische, Babylonische, Griekse, Romeinse mythologie voorkomt alsmede in de bijbel en de koran, en die ook de Indiase Manu moest ondergaan.
Enki is ook de hoofdpersoon in een paradijsverhaal. Het paradijs wordt gesitueerd in Dilmun, hoewel dit land een werkelijk bestaande handelspartner van Sumer was, wordt Dilmun hier gezien als een land dat rein en klaar is en een land van de levenden waar sterfte onbekend is.
Sommige geleerden lezen in Adapa (de 'model-mens' van Enki) het bijbelse Adama, of Adam.
tot zo ver, los ik op een makkelijke, (dus niet juiste manier) een schuld in,
en kunnen we zien waar de apocalyps vandaan komt,
en al de werkelijkeheid