Residualiteit
Geplaatst: 27 feb 2009, 22:32
Zizek werpt in een van zijn vele debatten, deze in de New York Public Library met Bernard-Henry Levi, de vraag op, wat er nog over is van het object van consumptie als we haar als het ware niet langer meer door de lens bekijken van Marx' functionele waarde, of Baudrillard's symbolische waarde, maar door de lens van haar depolitisatie. Zoals Zizek wel vaker doet in zijn common-sense reversals, demonstreert hij de bizarre logica van hoe de wereld zich vandaag de dag aan ons presenteert. Waar een goed doel steunen voorheen nog enige politieke diepgang of dimensie leek te hebben, is ze tegenwoordig enkel een leeg gebaar. Ze wijst niet langer meer naar het externe, maar naar het interne; naar onze zelf-verbetering, in het tijdperk van de self-help. Zizek schetst ook het voorbeeld van de stoere auto, die men niet langer meer rijdt om van A naar B te komen of om te laten zien dat men meer geld bezit dan iemand met een oude bak, nee, we rijden de auto, omdat het bijdraagt aan onze zelf-verbetering. Elke kop koffie bij Starbucks doet ons denken dat we weer een beetje hebben bijgedragen aan de verbetering van de wereld, en op deze manier worden we gerust gesteld dat het allemaal wel oké is, dat het allemaal wel meevalt. Kortom, zaken die zich als belangrijk aan ons moderne om-de-wereld-bezorgde-bewustzijn opdringen, worden in de lunchpauze als het ware als koffie en melk bij de koffie gegooid, zodat we ons daarna gewoon weer bezig kunnen houden met het 9-to-5 ritueel. Opium of the people.
Die bizarre logica van de objecten is natuurlijk iets wat Baudrillard in zijn tijd ook heeft gefascineerd. Bijvoorbeeld, hoe de dingen radicaal transformeren als ze voorbij bepaalde barrieres worden gedrukt. Hoe het sociale transformeert naar de communicatie en daarbij al haar inhoud verliest en inruilt voor schijn en de seductieve macht van de simulatie. Zo zag ik op het nieuws dat, onder het paradigmatische thema van 'economische crisis', videoconferencing enorm aan belangstelling lijkt te winnen. Men hoeft dan niet in het vliegtuig te stappen, en dus ook niet het milieu te vervuilen, om naar een zakenpartner te gaan, nee, men zet simpelweg een zaal op met een groot videoscherm en praat dan live, volledig real-time (volgens Virilio wint real-time het van real-space; niet alleen beweging is dadelijk irrelevant, maar ook de ruimte zelf), met die of geen. Een nieuwe stap richting de creatie van een simulacrum, de fase die nog komen moet gaan (wat ben ik toch optimistisch), een voorbij het sociale, en ook vóórbij de communicatie. Dit simulacrum beantwoordt enkel aan de simulatieve logica van de wetenschappelijke formule en haar zelf-referentiele hulpmiddelen als de enquete en het experiment (zo heeft men laatst ondekt dat, als men duiven niet voedt, deze er na een aantal dagen slechter aan toe zijn dan duiven die men wèl voedt - een triomf voor een wetenschap gecontronteerd met de verdwijning van haar eigen object van studie, de werkelijkheid. In dit opzicht is de wetenschap van dezelfde orde als de pornografie, welke is geconfronteerd met de verdwijning van iedere vorm van seksualiteit*). Het idee achter videoconferencing is dan ook dat men ook het non-verbale aspect van de socialisatie moet betrekken bij een serieuze vervanger voor het elkaar werkelijk ontmoeten - elkaar zien op een scherm is dan uiteraard méér dan voldoende. Lessen van het situationisme worden even makkelijk vergeten: het virtuele en het echte worden simpelweg genivelleerd. In een schaduwwereld kan men hier ook daadwerkelijk mee wegkomen, juist omdat wat echt is enkel nog wordt gedicteerd door de databank. Kan men het niet registeren, dan is het per definitie niet werkelijk.
Dit was eigenlijk ook het lot van God, welke als eerste te lijden kreeg onder een heel ander paradigma, namelijk die van het positivisme. Baudelaire merkte heel goed op dat God het enige wezen is dat niet daadwerkelijk hoeft te bestaan om invloed uit te kunnen oefenen, en dit is denk ik de status van de werkelijkheid in suspense op het huidige moment. Het is de Platonische werkelijkheid, binnenstebuiten; het echte refereert niet aan de idee, maar de idee aan de werkelijkheid. Mathematetische perfectie overheerst sterk het particuliere, dat zich in alle spontaniteit kan manifesteren, en tegenwoordig enkel nog zijn equivalentie kent in de catastrofe. Vandaar ook dat er altijd een ramp op de achtergrond moet draaien om te functioneren als garantie voor het nog aanwezig zijn van een werkelijkheid om aan te refereren, want referentie, of de legitimitie, is, zonder twijfel, de equivalent van de rol van het geloof bij God. Het is, en blijft, onverdraagbaar dat de wetenschap zich net zo min kan funderen als dit geloof, een, meen ik, existentiele spanning die nu ook weer op scherp staat dankzij de folder van Darwin versus het creationisme. Waar een gelovige telkens verder regresseert richting simpel geloof, tracht de persoon van het zogenaamd rationele nog steeds om dit te vermijden, maar het lukt hem niet. De gelovige is voor de man van de ratio wat de Indiaan was voor de Katholieke Spanjaarden: een nare herinnering van het onmogelijke karakter van de claim tot universalisme. Dit is de poststructuralistische nachtmerrie die velen in hun dromen verstoord; de destabilisatie van betekenis en coherentie zorgt voor een wereld waarin niemand zeker kan zijn van zijn zaak, en dit is wat het populistisch relativisme als escape flink in de hand werkt. Ook deze schiet volledig aan zijn doel voorbij: relativisme impliceert een object om relatief aan te zijn. De vraag van het relativisme is altijd, relativistisch, tegenover wat? Dit absolute is voor mij juist de verloren realiteit waar Baudrillard over spreekt. Ze is het residu van een onoplosbare paradox.
In de semiotiek en linguistiek komt dit residu sterk naar voren, in de belangrijke vraag, wat de definitie van een woord precies is. Juist in de filosofie stelt men vaker de vraag naar de betekenis van een bepaald woord, iets wat voor mij enkel tijdverspilling in kan houden. Het is structuralistische propaganda te geloven dat een woord werkelijk een definitie kan hebben, dat een woord gelijk kan zijn aan een set andere woorden, dat er zoiets bestaat als een gesloten, zichzelf dragend, systeem van taal. Wat voor een metatheoretische natte dromen hebben mensen op dit punt wel niet? Gelukkig voor deze signofielen is het overduidelijk dat het woord zon niet gelijk staat aan een werkelijke zon, want anders zouden ze zeker proberen dit vol te houden. Aristoteles ondervond al het probleem van de definitie, en het is dan ook met hem dat alle pretenties van deze pseudo-problematiek in de prullenmand had moeten verdwijnen. De kern van een woord, ligt, dunkt mij, precies in het onbenaderbare residu wat men overhoudt als men een woord tracht op te breken in verschillende componenten, die elk weer hun eigen verklaringen nodig hebben, en zo voorts, ad infinitum. Dit transcendente residu werkt als garantie voor het los van onze gevaarlijke wanen en fantasien functioneren van de taal, net als dit opgaat bij de schaduw-catastrofe als garantie voor het bestaan van de werkelijkheid, en net als geloof bij het bestaan van God. Haar irrationele dimensie legt juist bloot dat we hier te maken hebben met iets wat onuitdrukbaar is en alleen beantwoord aan haar eigen interne logica, die voor ons nauwelijks te benaderen is. Zou dit niet zo zijn, dan zou de mens inderdaad de gehele werkelijkheid kunnen vervangen voor een kunstmatige simulatie.
Dit residu wordt, in kapitalistisch opzicht, vooral libidinaal geinvesteerd. Bepaalde tendenzen op het gebied van het consumerisme leggen dit principe bloot. Het residu waar we het hier dan over hebben speelt zich binnen de consument natuurlijk af op de plek waar hij zelf niet bij kan: het pure, radicale onderbewuste (niet het mystische new-age onderbewuste; hoe onderbewust kan iets zijn wat wel degelijk bewust benaderbaar is?). Ook hier maakt Zizek een rake opmerking, wederom in zijn debat met Henri Levy - namelijk hoe bedreigend de zogenaamd bevrijdende liberale democratie wel niet was voor sommige Balkan-revolutionairen. Want juist binnen die liberale democratie zou het niet langer meer mogelijk zijn vrouwen naar willekeur te verkrachten, en zich volledig over te geven aan wat voor beestelijke verlangens dan ook. Maar waar verdwijnt deze libidinale energie dan naartoe? Ze externaliseert zich, ze neemt de vorm van object van verlangen aan, en het belangrijkste: binnen kapitalistische orde is ze te koop. Vandaar ook de seductieve macht van producten. Vandaar ook dat we ons bekeken voelen als we op deze manier libidinaal investeren; net als op het niveau van het seksuele is er, als we ons inlaten met de charme van het product en haar ala symbolische functie tentoonstellen sprake van schaamte, maar wel van 'stoute' schaamte, uiteraard. Voyeurisme, sadisme, masochisme - allemaal toepasbaar binnen het libidinale consumentalisme binnen onze liberale democratische samenleving. Dat al miljoenen mensen Paris Hilton bezig hebben gezien spreekt in dit opzicht boekdelen. Pornografie is dan ook een vereiste om een samenleving als de onze te laten functioneren, net als voetbal, de film en de auto. Er moeten gecontroleerde element van transgressie aanwezig zijn, waarbij de kans op straf altijd potentieel aanwezig moet zijn. De meester-slaaf relatie van onze tijd.
* Zie ook:
Van mijn blog op: http://sadocles.livejournal.com/
Die bizarre logica van de objecten is natuurlijk iets wat Baudrillard in zijn tijd ook heeft gefascineerd. Bijvoorbeeld, hoe de dingen radicaal transformeren als ze voorbij bepaalde barrieres worden gedrukt. Hoe het sociale transformeert naar de communicatie en daarbij al haar inhoud verliest en inruilt voor schijn en de seductieve macht van de simulatie. Zo zag ik op het nieuws dat, onder het paradigmatische thema van 'economische crisis', videoconferencing enorm aan belangstelling lijkt te winnen. Men hoeft dan niet in het vliegtuig te stappen, en dus ook niet het milieu te vervuilen, om naar een zakenpartner te gaan, nee, men zet simpelweg een zaal op met een groot videoscherm en praat dan live, volledig real-time (volgens Virilio wint real-time het van real-space; niet alleen beweging is dadelijk irrelevant, maar ook de ruimte zelf), met die of geen. Een nieuwe stap richting de creatie van een simulacrum, de fase die nog komen moet gaan (wat ben ik toch optimistisch), een voorbij het sociale, en ook vóórbij de communicatie. Dit simulacrum beantwoordt enkel aan de simulatieve logica van de wetenschappelijke formule en haar zelf-referentiele hulpmiddelen als de enquete en het experiment (zo heeft men laatst ondekt dat, als men duiven niet voedt, deze er na een aantal dagen slechter aan toe zijn dan duiven die men wèl voedt - een triomf voor een wetenschap gecontronteerd met de verdwijning van haar eigen object van studie, de werkelijkheid. In dit opzicht is de wetenschap van dezelfde orde als de pornografie, welke is geconfronteerd met de verdwijning van iedere vorm van seksualiteit*). Het idee achter videoconferencing is dan ook dat men ook het non-verbale aspect van de socialisatie moet betrekken bij een serieuze vervanger voor het elkaar werkelijk ontmoeten - elkaar zien op een scherm is dan uiteraard méér dan voldoende. Lessen van het situationisme worden even makkelijk vergeten: het virtuele en het echte worden simpelweg genivelleerd. In een schaduwwereld kan men hier ook daadwerkelijk mee wegkomen, juist omdat wat echt is enkel nog wordt gedicteerd door de databank. Kan men het niet registeren, dan is het per definitie niet werkelijk.
Dit was eigenlijk ook het lot van God, welke als eerste te lijden kreeg onder een heel ander paradigma, namelijk die van het positivisme. Baudelaire merkte heel goed op dat God het enige wezen is dat niet daadwerkelijk hoeft te bestaan om invloed uit te kunnen oefenen, en dit is denk ik de status van de werkelijkheid in suspense op het huidige moment. Het is de Platonische werkelijkheid, binnenstebuiten; het echte refereert niet aan de idee, maar de idee aan de werkelijkheid. Mathematetische perfectie overheerst sterk het particuliere, dat zich in alle spontaniteit kan manifesteren, en tegenwoordig enkel nog zijn equivalentie kent in de catastrofe. Vandaar ook dat er altijd een ramp op de achtergrond moet draaien om te functioneren als garantie voor het nog aanwezig zijn van een werkelijkheid om aan te refereren, want referentie, of de legitimitie, is, zonder twijfel, de equivalent van de rol van het geloof bij God. Het is, en blijft, onverdraagbaar dat de wetenschap zich net zo min kan funderen als dit geloof, een, meen ik, existentiele spanning die nu ook weer op scherp staat dankzij de folder van Darwin versus het creationisme. Waar een gelovige telkens verder regresseert richting simpel geloof, tracht de persoon van het zogenaamd rationele nog steeds om dit te vermijden, maar het lukt hem niet. De gelovige is voor de man van de ratio wat de Indiaan was voor de Katholieke Spanjaarden: een nare herinnering van het onmogelijke karakter van de claim tot universalisme. Dit is de poststructuralistische nachtmerrie die velen in hun dromen verstoord; de destabilisatie van betekenis en coherentie zorgt voor een wereld waarin niemand zeker kan zijn van zijn zaak, en dit is wat het populistisch relativisme als escape flink in de hand werkt. Ook deze schiet volledig aan zijn doel voorbij: relativisme impliceert een object om relatief aan te zijn. De vraag van het relativisme is altijd, relativistisch, tegenover wat? Dit absolute is voor mij juist de verloren realiteit waar Baudrillard over spreekt. Ze is het residu van een onoplosbare paradox.
In de semiotiek en linguistiek komt dit residu sterk naar voren, in de belangrijke vraag, wat de definitie van een woord precies is. Juist in de filosofie stelt men vaker de vraag naar de betekenis van een bepaald woord, iets wat voor mij enkel tijdverspilling in kan houden. Het is structuralistische propaganda te geloven dat een woord werkelijk een definitie kan hebben, dat een woord gelijk kan zijn aan een set andere woorden, dat er zoiets bestaat als een gesloten, zichzelf dragend, systeem van taal. Wat voor een metatheoretische natte dromen hebben mensen op dit punt wel niet? Gelukkig voor deze signofielen is het overduidelijk dat het woord zon niet gelijk staat aan een werkelijke zon, want anders zouden ze zeker proberen dit vol te houden. Aristoteles ondervond al het probleem van de definitie, en het is dan ook met hem dat alle pretenties van deze pseudo-problematiek in de prullenmand had moeten verdwijnen. De kern van een woord, ligt, dunkt mij, precies in het onbenaderbare residu wat men overhoudt als men een woord tracht op te breken in verschillende componenten, die elk weer hun eigen verklaringen nodig hebben, en zo voorts, ad infinitum. Dit transcendente residu werkt als garantie voor het los van onze gevaarlijke wanen en fantasien functioneren van de taal, net als dit opgaat bij de schaduw-catastrofe als garantie voor het bestaan van de werkelijkheid, en net als geloof bij het bestaan van God. Haar irrationele dimensie legt juist bloot dat we hier te maken hebben met iets wat onuitdrukbaar is en alleen beantwoord aan haar eigen interne logica, die voor ons nauwelijks te benaderen is. Zou dit niet zo zijn, dan zou de mens inderdaad de gehele werkelijkheid kunnen vervangen voor een kunstmatige simulatie.
Dit residu wordt, in kapitalistisch opzicht, vooral libidinaal geinvesteerd. Bepaalde tendenzen op het gebied van het consumerisme leggen dit principe bloot. Het residu waar we het hier dan over hebben speelt zich binnen de consument natuurlijk af op de plek waar hij zelf niet bij kan: het pure, radicale onderbewuste (niet het mystische new-age onderbewuste; hoe onderbewust kan iets zijn wat wel degelijk bewust benaderbaar is?). Ook hier maakt Zizek een rake opmerking, wederom in zijn debat met Henri Levy - namelijk hoe bedreigend de zogenaamd bevrijdende liberale democratie wel niet was voor sommige Balkan-revolutionairen. Want juist binnen die liberale democratie zou het niet langer meer mogelijk zijn vrouwen naar willekeur te verkrachten, en zich volledig over te geven aan wat voor beestelijke verlangens dan ook. Maar waar verdwijnt deze libidinale energie dan naartoe? Ze externaliseert zich, ze neemt de vorm van object van verlangen aan, en het belangrijkste: binnen kapitalistische orde is ze te koop. Vandaar ook de seductieve macht van producten. Vandaar ook dat we ons bekeken voelen als we op deze manier libidinaal investeren; net als op het niveau van het seksuele is er, als we ons inlaten met de charme van het product en haar ala symbolische functie tentoonstellen sprake van schaamte, maar wel van 'stoute' schaamte, uiteraard. Voyeurisme, sadisme, masochisme - allemaal toepasbaar binnen het libidinale consumentalisme binnen onze liberale democratische samenleving. Dat al miljoenen mensen Paris Hilton bezig hebben gezien spreekt in dit opzicht boekdelen. Pornografie is dan ook een vereiste om een samenleving als de onze te laten functioneren, net als voetbal, de film en de auto. Er moeten gecontroleerde element van transgressie aanwezig zijn, waarbij de kans op straf altijd potentieel aanwezig moet zijn. De meester-slaaf relatie van onze tijd.
* Zie ook:
Van mijn blog op: http://sadocles.livejournal.com/