Nietzsche

Dit hoekje van het forum is speciaal gemaakt om te spreken over bekende filosofen, hun filosofieën en hun levens.
Gesloten
Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Nietzsche

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 10:35

Nietzsche, noemt zich weliswaar filosoof met de hamer, maar is ie wel een filosoof ? Is hij niet eerder een predikant? Zijn Streitschriften gaan in feite tegen de feitelijke filosofie, de moraal en de metafysiek. Hij beschouwt de feitelijke filosofie als een “sprachliches Kunstwerk”, als tekst dus. Retoriek staat zeer centraal bij Nietzsche.

Afkomstig uit een uit een typisch predikanten milieu, zoals de meeste Duitse filosofen, studeert hij klassieke filologie in Bonn en Leipzig en geeft rond zijn 24ste(!) als hoogleraar in Bazel colleges o.a. over de retoriek. Een van zijn vragen is hoe we Plato’s vijandige houding t.o.v. de retoriek moeten begrijpen. Zijn antwoord luidt: “Er beneidet ihre influsz” Wat, pathos der waarheid? Dat is niks anders dan het verlangen naar roem en erkenning. Wille zur Macht. Hij plaatst geen filosofie tegenover de christelijke prediking (Platonisme voor het volk, noemt hij het christendom) maar een andere prediking, namelijk de redevoeringen van Zarathustra en de blijde boodschap van het volkomen beamen van de wereld. Nietzsche ’s afkeer geldt niet zozeer de prediking als zodanig. Hij verheerlijkt de prediking juist tegenover de metafystiek van de filosofen. Natuurlijk is zijn prediking een andere dan de christelijke, omdat deze juist niet erkent slechts prediking te zijn, maar de pretentie heeft een gevulgariseerde metafystiek te zijn. Bij het beantwoorden van de vraag Wat is de functie van de filosofie en uit welke factoren is ze te verklaren, speelt de retoriek een zeer belangrijke rol. Het antwoord op die vraag is volgens Nietzsche: de chaos, de behoefte aan vastheid en zekerheid, ressentiment en vooral Wille zum Dasein of Wille zur Macht. Men begrijpt het dus goed als W.z.M. begrepen wordt als de wil en de poging om zichzelf in stand te houden en te begronden. De verhouding tussen filosofie en retoriek is interessant. Daar maar eens verder op door gaan dus
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 10:41

Verder dus over de spanningsverhouding tussen retoriek en filosofie.

Er bestaat een spanningsverhouding tussen filosofie en retorica. Die spanningsverhouding neemt in de 5de eeuw v.Chr. een aanvang en duurt tot op heden voort.
Die spanningsverhouding, die ingewikkelder blijkt dan ze op het eerste gezicht schijnt, - tevens de geboorte van de westerse metafystiek – begint bij Plato (427-347) en de sofisten. Plato laat Socrates zeggen dat het retorische betoog geen werkelijk inzicht, geen echt weten kan bijbrengen. Retoriek ( de kunst een betoog te houden dat een overtuiging bij mensen ingang kan doen vinden) heeft geen betrekking op de ware werkelijkheid, het is vleierij, mooi praterij. Lysias ( van de redenaarsschool) is in Phaidros niet veel meer dan een dichter, een literator.

De verstaanshorizon van Plato’s vijandige houding is natuurlijk de grote invloed en macht van het woord en de woordvoerders, politici, redenaars, dichters en zangers. Het gevolg van Plato’s vijandige houding ( hij is uiteraard op zoek naar een criterium om uit te maken of een woord of betoog waar of niet waar is) leidt uiteindelijk tot een scheiding tussen de zintuigelijke en de intelligibele orde.

De filosofen zullen het Plato in alle toonaarden nazeggen: dat wat over de mens, de goden en de wereld door dichters, redenaars, verkondigers, gezagsdragers gezegd wordt, is niks anders dan Doxa, meningen, opinies, overtuigingen, overgeleverde inzichten, niet kritisch verantwoordde standpunten. Het is niet tegen de twijfel bestand en uitspraken dienen verantwoord, gefundeerd, bewezen te worden. Het hoort tot de grondstructuur van het filosofisch en wetenschappelijk betoog.

Isocrates (436-338) , die de vader van de Griekse Paideia genoemd kan worden (Paideia, opvoeden, vorming is voor hem iemand leren welsprekend, weldenkend en wellevend te zijn) schrijft met Nicocles een loflied op de logos. Hij brengt een taalopvatting ter sprake waartegen Plato zich afzet. Het orakel dat over de mens wordt uitgesproken, de legende die de ronde doet, uitgesproken door zangers, dichters officiële woordvoerders, zij zijn het die de mens statuut en gestalte, identiteit en aanwezigheid in de wereld verschaffen.

In de geschiedenis van de filosofie zal de door Isocrates bezonnen hegemonie van de logos een merkwaardige betekenis ondergaan. De mens, dat merkwaardige wezen, in bezit van de taal (logos) wordt “animal rationale”, een levend en redelijk wezen. oratio wordt ratio, rede. Het loflied op de macht van het woord, de redenaar, de dichter, de profeet, de zanger, wordt in de filosofie de macht van de rede, de ratio, Vernunft.

Isocrates vind de filosofie een loffelijke zaak voor de jeugd, en je moet er wel kennis van nemen natuurlijk, maar je moet er tijdig mee ophouden. Want filosofie, zoals Plato die bedoelde (“echte wetenschap”) acht hij niet mogelijk. De verwijten van de filosofen (oppervlakkig, opportunistisch) vliegen hem dan ook om de oren
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 10:46

Aristoteles (384-322) beschrijft het hele veld van persuasieve communicatie. Wat zijn nou precies alle elementen die kunnen bijdragen tot het overtuigen en het overtuigd worden? Binnen het kader van deze beschrijving wordt o.a. de psychologie geboren: kennis van de mens en wat er in diens hart omgaat – het pathos van het publiek. Volgens Aristoteles is de drievoudige doelstelling van een betoog:
1.Onderrichten of informeren. Dat is dus wat b.v. docenten doen: docere, de zaak behoorlijk uiteen zetten, informatie verschaffen.
2.Het publiek geboeid houden, een zeker genoegen verschaffen: placere. Retoriek als welsprekendheid.
3.Het aanzetten, movere, van de luisteraars/lezers tot het vellen van een oordeel, het nemen van een besluit of tot het komen van een bepaalde overtuiging. Retoriek als overtuigingskunst.

Wat is het nou precies dat overtuigingskracht heeft? Aristoteles onderscheid:
1.Het ethos van de spreker. Dat is zijn competentie, zijn levenswandel, zijn morele integriteit.
2.Het pathos van he publiek. Dat is de gemoedsgesteldheid van de luisteraar (of lezer)
3.De logische bewijzen, te verdelen in:
a. de strikt logische. Dat is dus het syllogisme., de deductie. Als a = b en b= c dan a=c
Dit wordt overigens in de alledaagse communicatie nauwelijks gebruikt.
b.Logische bewijzen in brede zin, met name;
1.het verkorte of onvolledige syllogisme. “Leerlingen hebben veel vrij, dus leraren hebben een gemakkelijk baantje.” Soms zijn ze geldig, soms niet, maar het heeft wel veel overtuigingskracht.
2.Het paradigma, het geven van voorbeelden. Deze kunnen reëel zijn of fictief zoals parabels, fabels, vertellingen.

Feiten, ook reeksen feiten, zijn voor Aristoteles nooit meer of iets anders dan een paradigma. Inductie is altijd van de orde van het voorbeeld.

Men vergisse zich niet. Aristoteles heeft wel een werk over de retoriek geschreven, maar als voorwerp van filosofisch-wetenschappelijk onderzoek. De filosofie is volgens hem niet retorisch en de retoriek niet filosofisch. Hij staat niet aan de kant van de redenaars, de sofisten, hij is filosoof.
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 13:09

In Rome staan Cicero (106=43) en Quintillianus (30 na Chr. --.?) tegenover Seneca ( -- overleden 65)
Cicero wordt niet zo gewaardeerd door de filosofen (te eclectisch, te veel compromis bereid, te pragmatisch, te oppervlakkig) Een ideaal heeft hij wel m.n. een synthese van filosofie, politiek en retoriek, zoals blijkt uit de Oratore van 55 v.Chr. Dat Socrates zich uit het politieke leven heeft teruggetrokken vindt Cicero maar niks. Het bereiken van een zekere consensus m.b.t. de grondvragen van het menselijk bestaan is van groter belang dan de metafysische problematiek. Een hogere autoriteit dan de gemeenschappelijke overtuiging/instemming van de verschillende volkeren, is er niet voor Cicero.

Quintillianus, in 69 de eerste officiële leraar in de welsprekendheid te Rome, en de schrijver van Institutio oratoria, een handleiding voor literaire vorming,(in het Nederlands vertaald 750 blz. pffff) valt tamelijk scherp uit tegen de filosofen. In boek 12 wordt o.a. gezegd dat een redenaar over een grote kennis moet beschikken van het recht en de geschiedenis, alsook een brede eruditie op allerlei terrein, ook op het gebied van de filosofie natuurlijk. Wat de aanval op filosofen betreft: “Sommige filosofen verachten de retorische regels en verfoeien de menselijke gevoelens ( hij bedoeld de stoïcijnen). Ze zijn zonder meer lui en verwaand” (XI, 1.33) “Velen hebben slechts korte tijd in een filosofenschool vertoeft, en denken dan alles te weten. Ze zien met verachting neer op anderen, laten hun baard groeien en zien er slecht verzorgd uit. Ze leiden bovendien vaak een leven dat moreel decadent is en niet aangepast aan het sociale leven.” (XIII, 3,12) Of nog korter: “Filosofie - een zaak van de innerlijkheid – kan men gemakkelijk simuleren, welsprekendheid – een zaak van de uitwendigheid – daarentegen niet”
Het is duidelijk, bij filosofen en retoren zijn verschillende opties aan het werk m.b.t. tot het wezen van de mens, de taal en de waarheid, de plaats van de taal in het bestaan en ook m.b.t. tot de betekenis van de cultuur.

Als Seneca het over de artes liberales heeft (in epist. 88) , merkt hij op dat er eigenlijk maar een echte vrije kunt bestaat en wel het zich toeleggen op de wijsheid of de filosofie. Blijkbaar is ook de tegenstelling tussen wetenschap ( eruditie en zelfs filosofische eruditie) en wijsheid een aspect van de tegenstelling retoriek en filosofie.
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 13:12

Augustinus (354-430), ambitieus leraar in de retorica in Carthago, Rome, Milaan, zal wel aan de kant van de retoriek staan. Dat blijkt niet het geval. Nog scherper dan bij Plato wordt de spanningsverhouding voelbaar. De lof uitende belijdenissen (confessiones) staan vol spottende opmerkingen. Retoriek is woordkramerij, list, bedrog. In de Doctrina christiana is retoriek een neutraal middel. Het doel ( de verkondiging van de christelijke boodschap) bepaald haar waarde. Het ( dat schrijven van literaire teksten) is geen doel op zichzelf, “verre van ons zij, zeg ik, een dergelijke dwaasheid (Doctr. Chri. IV 14,30) Maar, dat is waar, dit alles na zijn bekering tot het christendom op 32 jarige leeftijd, die vooraf ging door een zich keren tot de filosofie (eerst manicheïsme, dan neoplatonisme) en een zich afkeren van de retoriek.

Maar hoe zit het nou met die spanningsverhouding tussen verwoording en waarheid bij Augustinus? Door woorden kan men volgens Augustinus uiteindelijk geen weten, geen echt inzicht overdragen. Een illuminatie, een innerlijke verlichting is nodig om de waarheid in te zien. Men leert pas echt door een magister interior, een innerlijke leermeester. Men moet dan ook in zichzelf keren. Niet de taal is het huis van de waarheid maar de geest. Het monologische woord van de redenaars en het dialogische woord van Plato moet plaats maken voor het innerlijke gesprek. In het innerlijke gesprek moet men uiteindelijk zwijgen en luisteren. De opvatting die de waarheid begrijpt als het effect van de taal, wijst Augustinus af.
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 18:45

De “gewijde welsprekendheid”, die van de predikanten dus (Luther 1483-1546, gaf boven alle werken uit de oudheid de voorkeur aan de Institutio Oratoria van Quintillianus ) , de woordvoerders bij uitstek, met de pretentie Gods woord te spreken en De waarheid en het uiteindelijke heil te verkondigen, vindt geen genade in de ogen van de theologen. In de minachting van de theologen voor de predikanten komt de spanningsverhouding tussen retoriek en filosofie scherp tot uiting.

Voor theologen is de prediking uiteindelijk geen ernstige zaak. Ze is een kwestie van vroomheid en van niet-wetenschappelijke, retorische en katechetische belering. Met theologie als wetenschap heeft ze weinig te maken. En door filosofen wordt ze bespot, veracht en doodgezwegen. Predikant is een scheldwoord, erger dan literator. Kant (1724 – 1804) b.v. acht de “Kanzelreder” en in het algemeen de redenaarskunst “gar kein Achtung wurdig” Ook Hegel (1770 -1831) gaat te keer tegen de predikanten van zijn tijd, Schleiermachter (1768-1834) bedoelend.

Heine (1797 – 1856) daarentegen heeft weer scherpe kritiek op de Kants taalgebruik. Hij vindt het pakpapierstijl, gesteven-boorden stijl, bloedeloze stadhuistaal. Bij ons (in Duitsland) ontstond daardoor het bijgeloof dat men geen denker was, als men goed schreef. Een filosofische tekst wordt pas serieus genomen als de tekst een ‘wetenschappelijke” indruk maakt, d.w.z. slecht en onleesbaar geschreven is. Van de zogenaamde diepzinnigheid die door sommige filosofen verheerlijkt wordt, zou niet veel overblijven, wanneer ze zouden proberen klaar en duidelijk te zeggen wat ze te zeggen hebben, meent Heine.

Het probleem van de stijl en vorm van een filosofische en wetenschappelijke tekst is…..een retorisch probleem..
Omdat zowel de filosoof als de redenaar niet buiten de taal om kunnen, blijft de vraag staan of de filosoof principieel iets anders doet dan de predikant. Filosofie bestaat nergens buiten teksten
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Fred
Posts in topic: 7
Berichten: 61
Lid geworden op: 17 nov 2013, 15:44
Contacteer:

Bericht door Fred » 18 nov 2013, 18:54

De “zware jongens” van de 19de eeuw, Marx (1818-1883), Nietzsche (1844-1900) en Freud (1856 -1939) kunnen - afgezien van hun grote onderlinge verschillen - in zoverre in een adem benoemd worden , dat ze alle drie een nieuwe manier van lezen van “de filosofie” bewerkt hebben.
Voor Marx is filosofie ideologie.
Voor Nietzsche geldt in grote lijnen hetzelfde. Ook hij leest filosofische teksten met ogen zie zeer gevoelig zijn voor het persuasieve karakter en de verborgen machtsstructuur die in een tekst (ook in een filosofische tekst) aan het werk zijn.
Ook Freud tracht tot een verklaring van de filosofie als zodanig, als verschijnsel te komen. Een filosofisch systeem is voor hem een rationalisatie.

Dit is vooral uitgewerkt in Frankrijk. Wat Marx betreft door L.Althusser (1918-1990), wat Freud betreft door J.Lacan (1901-1981), en wat Nietzsche betreft door Derrida (1930-2004) Die Franse jongens zijn, zelfs in vertaling, hele taaie kost, extreem hoog abstractie niveau, vind ik
"Existence is not a problem to be solved, it is a mystery to be lived. And you should perfectly be aware what the difference is between a mystery and a problem.”
Osho.

Gesloten

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten