Judith schreef:
1. ‘Als er dus een bepaald doel is voor alles wat we doen, zal dat wel het goede zijn dat we met onze handelingen kunnen bereiken; zijn er meer doelen, zullen die het zijn.’
Ik heb dit altijd een beetje cryptische uitspraak gevonden. Het hangt van de vaagheden aan elkaar. Belangrijkste hierin is "het goede" waarvan niemand weet wat dit nu eigenlijk is. Aristoteles' verklaard dat dit "goede" het "doel" van ons handelen is. Daarmee beantwoordt hij zijn eigen vraag door de vraag niet te beantwoorden. Het "goede" is het "goede" en hij lijkt er op deze manier een bepaalde authoriteit over te hebben. Helaas berijkt hij deze authoriteit door een circeldenatie: "Als er een doel is voor wat we doen, dan zal dat wel het goede zijn en dat goed, dat is ons doel".
2. ‘Aangezien er duidelijk meer doelen zijn en wij hiervan bepaalde kiezen met het oog iets anders, zoals rijkdom, een dubbele fluit en in het algemeen instrumenten, is het duidelijk dat niet alle doelen eindoelen zijn. Het hoogste goed is ongetwijfeld een einddoel. Dus als er slecht één einddoel is, moet dat wel hetgeen zijn wat we zoeken.’
Cikelredenatie nummer 2: Er is maar een einddoel, maar als er meer dan een doel is, dan zijn alle andere doelen niet het einddoel. Dit is natuurlijk waar omdat er maar een einddoel is; wat nu juist te bewijzen was.
3. ‘Algemeen wordt aangenomen dat geluk meer dan wat dan ook dat karakter heeft. Geluk kiezen we namelijk altijd om het geluk zelf en nooit om iets anders. Eer, genot, intellect en elke van van optimaal functioneren daarentegen kiezen we ook wel om henzelf, maar ook met het oog op het geluk, omdat we in de veronderstelling verkeren dat we via die andere dingen gelukkig worden. Niemand daarentegen kiest geluk om die andere dingen te verwerven of überhaupt omwille van iets anders.’
Hier komt Aristoteles'
eudaemonia (geluk) in het spel. Uiteindelijk zou het kunnen dat een gevoel datgene is wat "goed" is; want hoe weet ik wat "goed" is?
-Toch wil ik gezegd hebben dat hier een is-ought probleem in het spel komt: "Het zou kunnen dat een gevoel datgene is wat men "goed" noemt en omdat dat zo is moet het wel geluk zijn". David Hume heeft een paar eeuwen geleden heel juist gezegd dat het niet zo is dat we uit een waarneming kunnen concluderen dat een ander iets "waar" is. Daarvoor moeten we dat andere iets waarnemen.
4. ‘Naar het zich laat aanzien leidt het perspectief van de zelfgenoegzaamheid tot dezelfde conclusie. Algemeen wordt namelijk aangenomen dat het goede als einddoel in zichzelf genoeg is. Wat wij bedoelen met het zichzelf genoeg-zijn, heeft niet alleen betrekking op de persoon zelf die een afgezonderd leven leidt, maar ook op zijn ouders, kinderen, zijn vrouw en in het algemeen op zijn vrienden en medeburgers, aangezien de mens van nature bestemd is om in een gemeenschap te leven.’
HIer laat Aristoteles een staatje
sofisterij zien. Datgene wat in zichzelf genoeg is noemt men wel de wet van de voldoende grond. De
presocratici hadden het hier al over. Het is datgene wat in zichzelf volstaat en daarmee ook noodzakelijk aanwezig moet zijn voor het bestaan ervan. Het heeft dus niets te maken met familiebanden en als men al familie banden hierbij zou willen betrekken, waarom trekt men dan de grens waar Aristoteles ze trekt? Wat mij betreft is het belangrijk dat ook de grootouders een goed leven leiden. Maar goed; ik ben een rare. Dit punt wordt bij mijn weten niet verder uitgewerkt door Aristoteles. Hij noemt het gewoon omdat het "zo is". Het is in ieder geval zo dat Aristoteles teruggrijpt op "ouderen" (presocratici) om daarmee iets te motiveren. Deze onheuse manier van bewijsvoering noemt men
petitio principii (een vorm van cirkelredenatie). Dit onheuse bewijs neemt hij vervolgens om het te gebruiken als bewijs voor een volledig ongerelateerd iets. Hij doet dit middels het verdraaien van worden. Men noemt dit
hermeneutiek; wat een vorm van sofisterij is als men het hanteert voor subjectieve "doelen". In deze context is dat dubbel waar. Ten eerste in de zin dat hetgeen te bewijzen Aristoteles' mening is en ten tweede omdat hetgeen te bewijzen het ultieme "doel" is.
5. ‘Als nu de functie van de mens bestaat in een activiteit van de ziel in overeenstemming met een rationeel beginsel of in ieder geval niet zonder een rationeel beginsel, en als we zeggen dat de functie van een bepaalde persoon generiek dezelfde is als van een persoon die goed is, zoals dit het geval is bij een citerspeler en een goede citerspeler, en zo natuurlijk zonder meer in alle andere gevallen, waarbij wel de uitzonderlijke mate van deugdelijkheid aan de functie wordt toegevoegd; Als dit nu het geval is en we vatten de functies van de mens op als een vorm van leven en deze vorm bestaat uit een activiteit en handelingen van de ziel in overeenstemming met een rationeel beginsel, en we stellen dat de functie van een goed iemand erin bestaat deze dingen goed en op een juiste wijze te verrichten, en als nu elke functie goed wordt uitgeoefend, wanneer deze uitoefening het optimaal functioneren dat haar eigen is, realiseert; als dit nu allemaal het geval is, vindt het menselijke goed zijn realisering in een activiteit van de ziel waarbij zij optimaal functioneert en als er meer vormen van optimaal functioneren zijn, in overeenstemming met de beste en de meest volledige vorm. Een volledig mensenleven.’
Ik ben de laatste die zal beargumenteren dat "goed" geen bepaalde toestand is die iemand aanneemt. Ik heb het idee dat de mens op een bepaalde manier "een" is met "alles" en dat men dit kan "ervaren", dan wel kan "doen" door een bepaalde "staat" aan te nemen. Het moeilijke hieraan is echter dat we niet weten wt "goed" nu eigenlijk is. Aristoteles legt in dit vraagstuk een oneigenlijke oplossing middels cirkelredenaties: eudaemonia. Voorts beweert hij in deze stelling dat men middels een bepaalde "rulebase" dit eudaemonia kan bewerkstelligen. Deze vorm van ethiek noemt men wel deugdethiek.
Hier zou je kort en bondig eens na kunnen lezen wat deugdethiek inhoudt. De "rulebase" is hierin van belang omdat iedereen door zich hieraan te houden "goed" kan "zijn". Ik ben hierin skeptisch omdat ik van mening ben dat het niet gaat om de henadeling die men verricht, maar om de intentie daartoe. Dezelfde daad kan dus zowel "goed" of "verkeerd" zijn afhanekelijk van de intentie tot uiitvoeren. Dit is niet iets wat Aristoteles onderschrijft. Hem gaat het om de handeling an sich; vandaar de "rulebase".
7. ‘Want één zwaluw maakt nog geen lente en ook doet één dag dat niet. Zo maakt evenmin één dag of een korte periode een mens gelukzalig en gelukkig.’
Hier motiveert Aristoteles dat "geluk" niet iets is wat op een bepaald moment bestaat, maar juist iets is wat men kan verkrijgen door een lange periode te bekijken en daarna te concluderen dat men "gelukkig" was (zonder onderbouwing trouwens). Hier zet ik zo mijn vraagtekens bij. Ik denk dat er sprake kan zijn van "geluk" op korte en op lange termijn. Beide hebben echter verschillende criteria. Ik wil er in ieder geval op wijzen dat men een gevoel zoals "geluk" alleen maar kan "ervaren" op een willekeurig moment. Dat men dit gevoel krijgt door achteraf terug te kijken op een periode neemt niet weg dat dat ""geluk" op dat moment ervaren wordt. Lange termijn "geluk" is daarom slechts op een moment aanwezig en niet in de hele periode. Men kan het daar wel in gedachten plaatsen. Als dit inderdaad de gedachte is die Aristoteles hanteert, dan is het een serieuze denkfout. Het lijkt er door mijn ogen veel meer op dat Aristoteles ons iets aan wil praten om zo een gematigd leven te leren leven. Zijn ethiek is niet voor niets een normatieve ethiek: een levenswijze die een norm (leidraad) moet zijn. Daardoor komen we weer terug op sofisterij. Aristoteles motiveert op onheuse wijze een bepaald iets om zo een bepaald "doel" na te streven. De twee manieren om dit te bekijken zijn weer
1) Het "doel" "goed" te zijn.
2) Het "doel" zijn filosofie als "goed" te motiveren.
Beide manieren zijn hierin te vinden. Aristoteles motiveert in iedergeval op onheuse gronden zijn conclusie: dat eudaemonia een getemperde levenswijze met zichzelf meebrengt.
Ik wil hierbij aangeven dat Aristoteles een aristocraat was en hij slaven hield. Het was in die zin voor men van belang dat zijn slaven getemperd leefden; maar ook dat "het volk" getemperd leefde.
8. ‘In ieder geval is het echter duidelijk dat geluk tot de meest goddelijke dingen behoort, zelfs als het geen geschenk van de goden is, maar wordt verkregen door optimaal te functioneren of door middel van een vorm van leren of door training. Want de prijs, dat wil zeggen het doel van het optimaal functioneren, is duidelijk het beste wat er is, iets goddelijks en gelukszaligs. Het geluk zal ook wel iets zijn waaran velen deel hebben. Het immers mogelijk dat alleen die niet van nature belemmerd worden optimaal te functioneren, geluk door een bepaalde vorm van leren en toewijding verkrijgen.’
De "rulebase" is hier in volle gang. "Geluk" is zoals Aristoteles zegt en niet anders. Dit terwijl volgens mij "geluk" nu juist bestaat door dat gevoel op een bepaald moment te ervaren. Daarbij behoort zeker geen opgelegde "rulebase". Want daarin bestaat de afwijking van wat zich in iemand manifesteert.
Ik hoop dat een ieder die Aristoteles leest zich in ieder geval realiseert dat "goed" in ieder niet datgene is wat men definieerd heeft. De redenaties die vanaf een "rulebase" gemaakt worden zullen deze "rulebase"
altijd bewijzen omdat het in de redenaties als feiten voorkomt.
9. ‘Als het beter is op die manier gelukkig te zijn dan geluk van toeval te laten afhangen, is het aannemelijk dat onze voorstelling van zaken juist is, aangezien wat met de natuur in overeenstemming is, van nature zo goed is als het maar kan; dit geldt ook voor alles dat van mensenwerk afhangt, of van welke oorzaak dan ook, en vooral van de beste oorzaak. Het zou wel een grove misser zijn om het grootste en beste aan het toeval over te laten.’
Ja, ik verdenk Aristoteles ook hier van grove sofisterij. Jean-Jaques Rousseau schrijft in zijn "
Vertoogh over de ongelijkheid" een prachtig betoog waarin hij het verschil kenbaar maakt tussen natuurlijke ongelijkheid en wettelijke ongelijkheid. Ik denk dat we binnen Bovenstaande context moeten beseffen dat er een groot verschil is tussen wat er in de natuur bestaat en wat men beredeneert. Het kan op elkaar lijken, maar het is in geen enkel geval hetzelfde. Het verwarren van de twee maakt me ernstig twijfelen aan de intellectuele capaciteiten van de man...Als hij ze werkelijk verwart en ons niet gewoon in de luren wil leggen middels weer een onheuse bewijsvoering.
10. ‘Ook geeft onze definitie omschrijving van geluk een duidelijk antwoord op de vraag die we al stelden. We hebben namelijk gezegd dat het een activiteit van de ziel is waarbij zij optimaal functioneert, en wel een activiteit van een bepaalde soort. Van de overige goede dingen zijn sommige noodzakelijke voorwaarden voor geluk, andere zijn van nature ondersteunend en nuttig als instrumenten. En dit zou ook in overeenstemming zijn met wat wij in het begin hebben gesteld, namelijk dat het doel van de ‘politieke’ wetenschap het hoogste doel is; zij besteedt de meeste zorg aan karaktervorming van de burgers, dat ze goed worden en in staat zijn moreel juiste handelingen te verrichten.’
Ook hier twijfel ik weer aan de intellectuele capaciteiten van Aristoteles. Het verwarren van de intenties van de politiek met het "doel" wat hij aan de mens voorschrijft is bijzonder. Mocht het zo zijn dat hij dit niet expres doet, dan kunnen we Aristoteles toch ten minste ten laste leggen dat hij de werkingen in zijn hoofd verwart met de werkingen in de werkelijkheid (dit is de definitie van een psychose). Als hij dit wel expres doet, dan komen we weer terug op de eerder genoemde sofisterij. Hij noemt dan immers expres de politiek als instrument voor het berijken van eudaemonia omdat zijn "doel" daarmee gediend is. Dit "doel" is het aanmeten van een "doel" aan de mens waarmee ze een getemperd leven gaan leiden. Dit is op zijn zachts gezegd "schimmig" voor een aristocraat die voor zichzelf weet te motiveren dat het houden van slaven "goed" is...als men ze maar niet slaat.....dan gaat men immers zulke rare dingen denken..
11. ‘Het ligt dus in de rede dat we een rund, paard of enig ander dier niet gelukkig noemen. Want geen enkel dier is in staat aan dergelijke activiteiten deel te hebben.’
Andersom bekeken kunnen dieren niet uit balans raken met de natuur middels misleiding van het denken ("rede"). Deze dieren zijn dus altijd op deze eudaemonische plaats als we tenminste nopg steeds moeten geloven dat eudaemonia de uiting van de natuur ten top is.
12. ‘Dat is ook de reden waarom een kind niet gelukkig is, want het is nog jong om in staat te zijn dergelijke handelingen te verrichten. Kinderen die toch gelukkig worden genoemd, worden door de verwachting die ze oproepen gelukkig geprezen.’
Ook is het te motiveren dat een kind juist wel gelukkig is omdat het nog niet geleerd heeft om middels het denken ("rede") af te wijken van het natuurlijke pad. Kinderen zijn in die zin meer "een" met de natuur dan volwassenen. In deze context is de "rulebase"-filosofie datgene wat dat "geluk" verwoest; omdat het uitgaat van een "doel" wordt daarmee immers een bepaalde beweging weg van die natuurlijke staat gemotiveerd. In die zin is Aristoteles' ethiek het tegenovergestelde van wat het pretendeerd te zijn en is de Ethica Nicomachea hetgeen wat mensen aanleiding geeft te corrumperen en is het de "doelmatigheid" van de "rulebase" die corrumpeerd.
Ik hoop dat iedereen er bij stilstaat dat men filosofen onthoudt om de knooppunten (vraagstellingen; twistpunten) die de filosoof aanwijst. In die zin is Aristoteles onbetwist een van de grootsten.
Het zijn een hoop citaten, maar ik ben benieuwd naar jullie reacties!
Ik hoop dat ik Aristoteles heb weten te nuanceren. Ik ben hier af en toe vrij bot in, maar ik hoop dat je dat kan waarderen.