Moedeloos
Geplaatst: 09 jun 2015, 20:11
Moedeloos
Terugkerend in mijn leven is het me moedeloos voelen. Of je nu wel of niet door therapie een positievere levenshouding zou kunnen vinden, voor mij geldt het als een gegeven waar ik niet omheen kan.
Ik denk dat vooral geldt dat ik een moreel wezen wil zijn, maar dat niet ben. Ik zou kunnen zeggen dat als ik last heb van moraliteit, dat ik dit dan overboord moet zetten. Maar de wil is er ook als gegeven, net zoals niet kunnen voldoen, en dan het moedeloze gevoel.
Bij deze drie feiten, zou ik een reden kunnen vinden om boos te worden, op de wereld, op iedereen, omdat ik gevangen zit in die situatie. Het besef van gevangenschap hoeft niet te betekenen dat ik mijzelf neerleg bij de feiten. Maar goed beschouwd is boosheid een feit nummer vier waar ik niet op zit te wachten.
En zolang ik geconsumeerd word door gevolgen, blijven de oorzaken.
Negeren van de gevolgen lijkt een mogelijkheid, maar dat is de optie van binnenvetten.
Ik wil het laatste fenomeen van de drie feiten bekijken, de moedeloosheid, om te zien of ik daarmee iets kan.
Een alternatief is de moedeloosheid ten volle voelen of beleven, er echt voor gaan zitten.
Ik denk namelijk dat als je een moreel wezen wilt zijn, en je moedeloos voelt als dat niet lukt, betekent dat je nog steeds een moreel wezen bent. Het is dan namelijk de moedeloosheid die bepaalt dat je grenzen hebt. Ik wil dus in principe niet van de moedeloosheid af.
De moedeloosheid is een teken dat mijn grenzen er nog steeds zijn.
En zo denkend is het tweede feit, het mislukken om een moreel wezen te zijn, toch wat minder feitelijk.
Ik denk dat als ik een moreel wezen wil zijn, ik de moedeloosheid moet accepteren. Alleen als de mogelijkheid er is om geen moreel wezen te zijn, en ik loop steeds tegen deze mogelijkheden aan, maar voel me er moedeloos bij, dan kan hou ik kans op slagen.
Als ik de boosheid kies, en de moedeloosheid oplos door bijvoorbeeld agressiviteit, wat me wel is overkomen, dan ben ik juist niet geslaagd.
Maar moedeloosheid mag ik natuurlijk ook niet lekker gaan vinden, waar wel een kans op is, als ik er zo vaak mee te maken heb. De kans bestaat dan dat de gebeurtenissen die het morele gevoel frustreren juist van waarde gaan worden.
De conclusie is dat om een moreel wezen te zijn ik niet gelukkig maar moedeloos zal moeten zijn. Dat natuurlijk zolang de omstandigheden mij moedeloos maken.
Ik kan mijn leven zo leven dat ik minder in aanraking kom met de zaken die mij moedeloos maken. Zoals Jezus aangaf: Als mijn oog mij verleid tot zonde, steek ik mijn oog uit. Daadkracht van het morele, dat verandert de wereld, te langzaam misschien, maar toch.
Terugkerend in mijn leven is het me moedeloos voelen. Of je nu wel of niet door therapie een positievere levenshouding zou kunnen vinden, voor mij geldt het als een gegeven waar ik niet omheen kan.
Ik denk dat vooral geldt dat ik een moreel wezen wil zijn, maar dat niet ben. Ik zou kunnen zeggen dat als ik last heb van moraliteit, dat ik dit dan overboord moet zetten. Maar de wil is er ook als gegeven, net zoals niet kunnen voldoen, en dan het moedeloze gevoel.
Bij deze drie feiten, zou ik een reden kunnen vinden om boos te worden, op de wereld, op iedereen, omdat ik gevangen zit in die situatie. Het besef van gevangenschap hoeft niet te betekenen dat ik mijzelf neerleg bij de feiten. Maar goed beschouwd is boosheid een feit nummer vier waar ik niet op zit te wachten.
En zolang ik geconsumeerd word door gevolgen, blijven de oorzaken.
Negeren van de gevolgen lijkt een mogelijkheid, maar dat is de optie van binnenvetten.
Ik wil het laatste fenomeen van de drie feiten bekijken, de moedeloosheid, om te zien of ik daarmee iets kan.
Een alternatief is de moedeloosheid ten volle voelen of beleven, er echt voor gaan zitten.
Ik denk namelijk dat als je een moreel wezen wilt zijn, en je moedeloos voelt als dat niet lukt, betekent dat je nog steeds een moreel wezen bent. Het is dan namelijk de moedeloosheid die bepaalt dat je grenzen hebt. Ik wil dus in principe niet van de moedeloosheid af.
De moedeloosheid is een teken dat mijn grenzen er nog steeds zijn.
En zo denkend is het tweede feit, het mislukken om een moreel wezen te zijn, toch wat minder feitelijk.
Ik denk dat als ik een moreel wezen wil zijn, ik de moedeloosheid moet accepteren. Alleen als de mogelijkheid er is om geen moreel wezen te zijn, en ik loop steeds tegen deze mogelijkheden aan, maar voel me er moedeloos bij, dan kan hou ik kans op slagen.
Als ik de boosheid kies, en de moedeloosheid oplos door bijvoorbeeld agressiviteit, wat me wel is overkomen, dan ben ik juist niet geslaagd.
Maar moedeloosheid mag ik natuurlijk ook niet lekker gaan vinden, waar wel een kans op is, als ik er zo vaak mee te maken heb. De kans bestaat dan dat de gebeurtenissen die het morele gevoel frustreren juist van waarde gaan worden.
De conclusie is dat om een moreel wezen te zijn ik niet gelukkig maar moedeloos zal moeten zijn. Dat natuurlijk zolang de omstandigheden mij moedeloos maken.
Ik kan mijn leven zo leven dat ik minder in aanraking kom met de zaken die mij moedeloos maken. Zoals Jezus aangaf: Als mijn oog mij verleid tot zonde, steek ik mijn oog uit. Daadkracht van het morele, dat verandert de wereld, te langzaam misschien, maar toch.